Achtergrond

Brand? Niet bij mij thuis

Een televisie op stand-by. Een frituurpan die aan blijft nadat de kroketten klaar zijn: het zijn veroorzakers van vele huisbranden. ‘Dat gebeurt niet in ons huis’, denken veel studenten. Ze onderschatten daarmee het gevaar en de gevolgen van een brand.

Een koffiezetapparaat op een hete kookplaat is de oorzaak van een brand in oktober 2010 in een studentenhuis op de Jansdam in Utrecht. Gelukkig komen de studenten met de schrik vrij en vallen er geen gewonden. De brand in een Gronings studentenhuis in februari dit jaar kent een andere afloop. Hierbij overlijdt de 19-jarige Utrechtse student Lieke d’Hondt die op dat moment in het huis logeert.

Jaarlijks breekt er zo’n 7.000 keer brand uit in ons land. Ongeveer zestig mensen komen hierbij om het leven. Het grote aantal branden en hoge aantal slachtoffers is voor het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer (VROM) aanleiding campagne te voeren. Vooral in studentenhuizen. Uit onderzoek dat in opdracht van het ministerie is gedaan, blijkt namelijk dat er in studentenpanden veel mis is met de brandveiligheid. Zo schort het aan goede vluchtwegen en de aanwezigheid van werkende rookmelders.
Brandweervrouw Yvonne van Santbergen bezoekt dagelijks studentenhuizen in Utrecht om te controleren of de inwoners en huiseigenaren zich houden aan de brandveiligheidsregels. Afgeplakte rookmelders, een netwerk van stekkerdozen en verlengsnoeren voor de apparatuur. Ze komt het geregeld tegen. ‘Gevaarlijk’, zegt ze, ‘als je bedenkt dat de helft van de branden in studentenwoningen veroorzaakt wordt door kortsluiting.’

Samen met Van Santbergen gaat Trajectums reporter Svea mee voor een inspectie in een studentenhuis in de Brigittenstraat. Van Santbergen komt hier voor een hercontrole. Bij het vorige bezoek was de kooiladder, waarlangs de studenten bij brand naar beneden kunnen, bedekt met klimop. De klimop moest van haar verwijderd worden om de tweede vluchtroute vrij te houden.
Bij de hercontrole kijkt Van Santbergen vanaf het balkon tevreden de kooiladder in. De klimop is netjes gesnoeid. Volgens Johan Olof, net afgestudeerd aan het conservatorium, heeft de klimop er jaren gezeten. De bewoners hebben er vaker melding van gemaakt bij de huiseigenaar, maar er gebeurde niks. Volgens de brandweervrouw hadden de bewoners dan zelf de snoeischaar moeten pakken. ‘Het gaat toch om je eigen veiligheid.’ Maar volgens Olof voelt niemand zich verantwoordelijk in een huis, waarvan je weet dat je er maar tijdelijk woont. Uiteindelijk heeft een nieuwe bewoner het initiatief genomen en melding gedaan bij de brandweer.

Als een huis aan meer dan vier personen wordt verhuurd heeft de verhuurder een zogeheten gebruiksmeldingsplicht en moet het eens in de twee jaar gecontroleerd worden op brandveiligheid. Erik van der Most, communicatiemedewerker van de Utrechtse brandweer die ook deze donderdag mee is op controle, verklaart dat bij vier of minder studenten die controle minder nodig is. In deze huizen is meer sociale cohesie. ‘De bewoners zijn beter van elkaars dagelijkse leven op de hoogte. Als er brand uitbreekt weten zij ook eerder wie er thuis is.’
Het huis in de Brigittenstraat heeft zeven bewoners en valt onder de meldingsplicht. Daarnaast controleert de SSH Utrecht, de studentenhuisvester die het pand verhuurt, geregeld op brandveiligheid.

Van Santbergen kan deze middag tevreden zijn, want behalve een fiets in de gang, zijn alle vluchtroutes vrij. Rookmelders hangen op elke verdieping en er zijn geen gevaarlijke, loshangende draden te bekennen. Of het moet de borstel zijn die medebewoners onder de keukendeur hebben geschoven, zodat die niet steeds dichtslaat. Volgens de brandweervrouw moet de deur dicht kunnen vallen. Een dikke deur houdt een brand maximaal dertig minuten tegen.

De bewoners lijken zich er niet druk over te maken. Olof bekent het onderwerp brandveiligheid niet te bespreken met zijn huisgenoten of vrienden. ‘Niet echt mijn favoriete onderwerp om het in de kroeg over te hebben’, zegt hij.
Terwijl daar wel aanleiding toe is, want volgens Van der Most hebben inwoners van een studentenhuis een vergroot risico op brand. ‘In een studentenhuis is er een hoge concentratie van elektronische apparatuur. Elke student gebruikt namelijk – anders dan in een gezinswoning – zijn eigen apparatuur zoals een computer en televisie.’
Van Santbergen is van mening dat studenten zich bewuster worden van brandgevaar, wanneer er meer aandacht komt voor het onderwerp. Wanneer er een brand heeft gewoed en het nieuws is, vlamt de aandacht ervoor even op. Maar het effect is beperkt en verdwijnt al weer snel naar de achtergrond.

Om het gevaar van brand toch wat hoger op de agenda van studenten te krijgen, heeft VROM de hele maand oktober campagne gevoerd. Ook werd begin november een landelijk congres georganiseerd met de vraag hoe de overheid beter studenten kan bereiken. Brandweer, huiseigenaren en studenten komen deze dag samen om hier over te praten. ‘Het is nodig om brandveiligheid telkens onder de aandacht te brengen’, zegt Tjitske de Haas, beleidsadviseur van VROM.
Volgens een aanwezige oud-student moet de overheid studenten confronteren en niet beleren, dan komt de boodschap niet aan.
Joost Ebus is hulpverlener in Gelderland-Midden en maakt geregeld branden in studentenhuizen mee. Volgens hem realiseren studenten zich niet goed wat de gevolgen zijn van een brand. ‘Ik sprak studenten die hun eindscriptie kwijt waren geraakt waaraan ze zolang hadden gewerkt. Bij een brand in Arnhem kwamen de studenten als ratten naar buiten uit de ramen die ze hadden ingeslagen.’

Het is niet eens het vuur dat de dood veroorzaakt. Bij brand is rook doodsoorzaak nummer een. De congresgangers kunnen deze dag ervaren hoe het is om in een ruimte vol rook te staan. Tijdens de oefening laat de brandweer een nagebootste studentenkamer vol lopen met rook.
De rookontwikkeling begint bij het plafond en verspreidt zich in een snel tempo naar beneden. Op commando van de brandweerman mag iedereen opstaan om naar buiten te lopen. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Omdat je letterlijk geen hand voor ogen ziet, raak je al snel gedesoriënteerd en duizelig. ‘En dan is deze rook nog wit en ongevaarlijk’, vertelt een brandweerman na afloop. ‘Bij een echte brand is de rook zwart en giftig en kan je binnen drie minuten verstikken.’ Ik ben blij als ik mijn weg naar buiten heb gevonden en weer frisse lucht inadem. Ook de student Arco van Zetten, die op kamers in Utrecht woont, is onder de indruk. ‘Je ziet echt niks meer. Dit had ik echt niet verwacht. Ik zou wel eens zo’n rookmachine mee naar huis willen nemen om het bij mijn huisgenoten te testen.’