Anand Sheombar doet onderzoek naar anti-Palestijns racisme en spreekt zich op social media en daarbuiten fel uit tegen wat hij noemt de genocide van Israël op de Palestijnen. ‘Het college kan zich toch wel uitspreken tegen het schenden van de mensenrechten en het plegen van oorlogsmisdaden?’
We spreken elkaar vlak voor het ingaan van de tijdelijke wapenstilstand. ‘Een staakt het vuren is niet per se het einde van deze oorlog en van deze genocide’, zegt hij al snel. ‘Het is een adempauze waarmee de agressor, Israël dus, akkoord is gegaan na intensieve bombardementen. De oorlog zal hierna nog wel even voortduren. Ik spreek van de agressor omdat de bezetting door Israël al 75 jaar duurt en de vijandelijkheden niet op 7 oktober begonnen door de aanval van Hamas.’
Anand Sheombar (54) is onderzoeker bij het lectoraat Procesinnovatie & Informatiesystemen en docent bij enkele masters. In 2021 werd hij gelauwerd tot Onderzoeker van het Jaar. Hij is actief bij Dutch Scholars for Palestine, een netwerk van academici dat zich inzet voor de Palestijnse strijd voor de bevrijding en zelfbeschikking. De organisatie bepleit volgens de site een boycot van Israëlische instellingen ‘die medeplichtig zijn aan de onderdrukking, ballingschap, onteigening en etnische zuivering van het Palestijnse volk en de kolonisatie van Palestijnse landen’.
Wat is jouw persoonlijke betrokkenheid bij Palestina en Israël?
‘Nederland is net als andere Westerse landen rijk geworden door de kolonies. Na het afschaffen van de slavernij moesten de plantages nog steeds produceren. Er werd vervanging gevonden voor de tot slaaf gemaakten in contractarbeiders. Zij werden verscheept vanuit diverse landen, waaronder India en het voormalig Nederlands-Indië (het huidige Indonesië; red.). Mijn voorouders kwamen uit India en zijn op die manier naar Suriname gegaan. Ik ben daar geboren en vlak voor de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 zijn wij geëmigreerd naar Nederland.
Als je – zoals ik – in een voormalige kolonie gewoond hebt dan zie je eerder patronen van kolonialisme
Ik wilde ooit geschiedenis gaan studeren maar ik raakte teleurgesteld over hoe weinig de koloniale geschiedenis behandeld werd in het Nederlandse onderwijs. Dat was voor mij de reden om dit niet aan een universiteit te gaan studeren. Ik dacht: ik ga geen propaganda leren. Ik heb wel altijd interesse gehouden in geschiedenis. Als je – zoals ik – in een voormalige kolonie gewoond hebt dan zie je eerder patronen van kolonialisme. Dat zie ik ook terug in de situatie in het Midden-Oosten, met name in de bezetting van Israël van Palestina.
Mijn interesse in Palestina is gegroeid door mijn antikoloniale standpunt en het feit dat ik voorstander ben van universele mensenrechten. Daarnaast ben ik meer betrokken geraakt door mijn onderzoeksprojecten naar online haat, zoals anti-Palestijns racisme in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Ook speelt mijn onderzoek mee naar de verspreiding van spywaretechnologie (software op een computer of telefoon die een gebruiker per ongeluk installeert en waarmee je een gebruiker kunt bespioneren; red) in Afrika. Hier heeft Israël een flinke vinger in de pap en is daarmee – naast wapenhandel – betrokken bij oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen.’
Vanuit de HU was het stil rondom de oorlog. In een eerdere mail gaf je aan dat er bestuurlijke aandacht voor zou moeten zijn. Op 27 november verscheen een bericht op EénHU (inloggen alleen voor medewerkers) dat het college van bestuur vol afschuw kijkt naar wat er gebeurt en hoopt dat er vrede komt.
‘Ik juich de verklaring toe. Het is een bemoedigende stap vanuit een college van bestuur van een onderwijsinstelling. Tekstueel viel me op dat er alleen gesproken wordt over Israël en de Gazastrook. De woorden Palestijnen en Westbank, waar ook repressie door Israël aan de gang is, blijven onbenoemd.
Voor de oorlog in Oekraïne heeft de HU terecht wel aandacht. De HU is geen geïsoleerde instelling in een klein kikkerlandje maar is verbonden met de rest van de wereld. In de strategische agenda staat duurzaamheid hoog op de agenda. Nou, de oorlogsindustrie is een van de minst duurzame zaken in de wereld. Die tast het klimaat aan en dat moet je aan de orde stellen.’
Is de verklaring van het college van bestuur voldoende voor jou?
‘Naast het uitspreken van de hoop op vrede zou een volgende stap moeten zijn dat het college zich krachtiger uitspreekt voor een staakt-het-vuren. Alle onderwijsinstellingen in Gaza zijn platgebombardeerd. In Israël en de Westbank worden academici en studenten vervolgd die kritiek hebben op de oorlog en de bezetting, oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen. En ondertussen laten wij als hogeschool onze stem niet horen terwijl het volgens mij de rol is van onderwijsinstellingen om deze gebeurtenissen te duiden.
Ik snap de strategische positie van het college van bestuur dat zij geen standpunt willen innemen pro of contra Israël of de Palestijnen. Dat zal een brug te ver zijn in deze situatie. Maar het college kan zich toch wel uitspreken tegen het schenden van de mensenrechten en het plegen van oorlogsmisdaden? Als mensen die het belangrijk vinden dat onderwijs niet vernietigd wordt maar zeker ook als bestuurder van een onderwijsinstelling. Onderwijs is het sterkste wapen tegen onwetendheid en ook bij het voorkomen van haat. Als je weet hoe onrecht is ontstaan dan kun je dat veranderen.’
Er is wel een bijeenkomst geweest voor personeel over het Israël/Palestina-conflict en hoe docenten daarmee in de klas om kunnen gaan. Wat vind je daarvan?
‘Het is belangrijk dat dit op de agenda staat en dat het onderwerp in de onderwijsinstelling aan de orde komt. We moeten een weg vinden om de onrust weg te halen. Er is ook onzekerheid over wat wel en niet binnen de hogeschool besproken kan worden. Een eenmalige bijeenkomst aan de HU is niet genoeg. Aandacht voor het gevoel is goed maar het moet ook gaan over de inhoud.
De HU zal de gevolgen van die angstcultuur uiteindelijk ook voelen
Bij een aantal universiteiten, waaronder Rotterdam, de Vrije Universiteit en Leiden, werden bijeenkomsten verboden. Die zijn zogenaamd geannuleerd wegen veiligheidsredenen. Heel raar, want overal mag wel gesproken worden over de oorlog in Oekraïne. De protesten voor de mensenrechten voor Palestijnen zijn de spreekwoordelijke kanarie in de kolenmijn. We zien censuur bij Westerse onderwijsinstellingen in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, de VS en Frankrijk. Medewerkers zijn ontslagen nadat zij zich kritisch uitlieten over de oorlogsacties door Israël. De HU zal de gevolgen van die angstcultuur uiteindelijk ook voelen.’
Als onderzoeker bij het lectoraat Procesinnovatie & Informatiesystemen houd je je ook bezig met de gebeurtenissen in Israël. Kun je dat uitleggen?
‘Mijn onderzoeksgroep kijkt naar de impact van ict in de samenleving. In 2020 ben ik betrokken bij een groot project dat online haat detecteert in Europa. Dat gaat dan over antisemitisme, misogynie (tegen vrouwen), moslimhaat en discriminatie en haat jegens zwarte mensen. Wat mij opviel was dat er nauwelijks onderzoek werd gedaan naar de online bejegening van Palestijnen.
Als onderzoeker ga je op zoek naar de research gap, zaken die niet onderzocht worden. Zelfs in de wetenschap worden sommige dingen belangrijker geacht dan andere dingen. Daarom ben ik mij daarop gaan richten. Ik ben begonnen met Duitsland, daarna Engeland en nu ben ik bezig met Nederland. Ik kijk naar hoe anti-Palestijns racisme zich online manifesteert. Ik probeer een verband te vinden met wat er zich in de fysieke wereld gebeurt. Dus wat politici zeggen, wat journalisten doen, hoe de politie reageert.’
Kun je al conclusies trekken?
‘In het algemeen zijn er verschillende vormen en aspecten van racisme. Dat raakt elke bevolkingsgroep en dat zie je ook terug bij hate speech over Palestijnse mensen. Hun identiteit wordt genegeerd. Palestijnen bestaan volgens sommigen niet en worden consequent Arabieren genoemd. En de zogeheten Nakba wordt ontkend: tijdens de vorming van Israël van 1947 tot en met 1949 werd de helft van de Palestijnen verdreven en velen vermoord. Dat is vergelijkbaar met het ontkennen van de holocaust in de Tweede Wereldoorlog.
Het zijn niet alleen individuen die zich eraan bezondigen maar bestaat ook institutioneel. In Duitsland praten ze bij wijze van extreme schuldbeleving alles goed van het regime van Israël. Dus de Duitse holocaust-schaamte wordt ingezet om de excessen van het Israëlische regime goed te praten. Het is fascinerend om te zien hoe het goedpraten van de een leidt tot meer haat voor de andere.
De vijandschap jegens de Palestijnen leidt tot toegenomen moslimhaat in Duitsland. In Nederland zie je iets dergelijks ook: op het moment dat er wordt gepraat over Palestijnen worden zij geassocieerd met moslims. Terwijl Palestijnen ook christen zijn of een ander geloof hebben, ook joods. Etniciteit is niet gelijk aan een religie. Net zo goed als dat joodse mensen niet per definitie pro-Israël zijn.’