Achtergrond

Coverstory: Jongensdromen

Met geblindeerde helmen, brandwerende pakken en met een rotvaart komen ze voorbij geracet: de jongens van de autosport. Trajectum-reporter Jette Pellemans sprak met HU-studenten Timo van der Marel, Rick Thomson en Tom Duurland, die naast hun studie op hoog niveau aan autosport doen. Van de kleine op afstand bestuurbare auto van Rick, via de kart van Tom naar de rallyauto van Timo. Want autoracen blijft na profvoetballer worden, toch één van de meeste gekoesterde jongensdromen.

Timo van der Marel

TWEE WERELDJES

Timo van der Marel (20) is rallycoureur. Rallyrijden is zo hard mogelijk racen in een personenauto. Niet op een circuit, maar in de bergen, de woestijn, een industrieterrein of langs de kust. Timo komt uit een rallysport-gezin: zijn vader is zevenvoudig Nederlands kampioen en zijn moeder een van de bekendste navigators van Nederland.

‘Als kind racete ik al op driewielers en skelters. Op mijn tiende mocht ik van mijn vader voor het eerst in een auto met een automaat rijden; een rondje rijden over het eigen terrein. Ik was vrij groot voor mijn leeftijd, dus ik kon net bij het gaspedaal. Ik vond het zo gaaf. Dat is altijd zo gebleven.
Ik rijd zo’n vijftien rally’s per jaar in binnen- en buitenland. Laatst ben ik naar de rally van Bulgarije geweest. De monteurs reizen met het servicebusje, de navigator, mijn vader en ik met het vliegtuig. Ik moet namelijk goed uitgerust aangekomen. Ter plekke verkennen we de route en rijden vervolgens de race. Die van Bulgarije is een grote, dus dan zijn we een week weg.

Het is een moeilijk wereldje om van buitenaf in te komen en je hebt als rallycoureur behoorlijk wat geld nodig. Het is frustrerend dat je sneller rijdt naarmate je meer geld kunt steken in je materiaal. Maar dan is het juíst leuk om met een goedkope auto een dure in te halen. Ik heb net een nieuwe auto gekocht, die kostte een ton. De overige kosten – banden, onderhoud, kleding, brandstof – komen neer op dertig euro per kilometer. Dat wordt allemaal gesponsord.

Ik leef eigenlijk in twee wereldjes en vind die combinatie wel grappig: de ene dag sta je met vrienden te lullen in de kroeg, de volgende dag sta je champagne te drinken met een enorme beker in je hand. Op de hogeschool volg ik het speciale programma voor topsportstudenten (zie kader). Maar voor de rest ziet mijn week er meestal hetzelfde uit als die van ieder ander. Mijn klasgenoten vinden het wel tof wat ik doe volgens mij, maar ik heb het er liever niet over. Ik wil niet dat ze me dáárom aardig vinden.
Mijn vader denkt wel eens dat ik het succes niet genoeg waardeer, dat ik in dikke bakken rondrijd en van hotel naar hotel vlieg. Het gaat me allemaal vrij makkelijk af. Maar ik besef heel goed dat het bijzonder is.

Het lijkt misschien fysiek niet zo zwaar, een beetje rijden in een auto, maar mentaal is het pittig. Je bent van negen tot vijf heel geconcentreerd met bochten bezig. Aan het eind ben ik helemaal kapot.
Op sommige momenten twijfel ik aan mijn kunnen. Ik heb een bekende achternaam, ik ben dat ‘jonge talent’, ik win kampioenschappen: ik moet wel iets waarmaken. In de auto is die twijfel weg. Dan gá ik gewoon. Toen ik een keer een route aan het verkennen was en langs een enorm diepe afgrond reed, dacht ik: dit wil ik niet… Die afgrond was twee kilometer diep en er was geen vangrail. Maar tijdens het rijden vertrouw ik zo op mezelf, dat ik met twee wielen over de afgrond rijd zodat ik harder door de bocht kan. Als ik dat niet durf, had ik een andere sport moeten kiezen. Ik doe het voor de kick.’

Timo van der Marel is tweedejaars logistiek en economie en is topsportstudent. Vóór zijn achttiende was hij navigator in de rallysport. Toen hij zijn rijbewijs haalde, kreeg hij een speciale talentstatus van de Koninklijke Nederlandse Autosport Federatie (KNAF). Afgelopen januari werd Timo Nederlands kampioen in de F2-klasse.

EIGEN TEAM

Student journalistiek Tom Duurland (21) rijdt in karts. Zijn grootste wens was om zijn eigen kartteam op te zetten: Tom Sport Racing. Hij reisde op z’n zeventiende naar Salzburg om een sponsorcontract bij Red Bull binnen te slepen en gaat sindsdien als teammanager door het leven.

‘Ik heb altijd al mijn eigen team willen hebben. Waar dat vandaan komt weet ik niet, maar dat gevoel heb ik al mijn hele leven. Toen ik een jaar of zeven was heb ik mijn eigen voetbalteam opgericht, met eigen getekende shirtjes. Toen ik 15 was en ondertussen best goed kon karten, kwam dat gevoel weer terug.

Op een kinderfeestje maakte ik voor het eerst kennis met karten. Ik oefende vervolgens wat op een indoorbaan, totdat ik op een buitencircuit een dag de wedstrijdkart van een vriendje mocht lenen. Na een dag reed ik het rondje sneller dan hij ooit had gedaan. Toen besefte ik dat ik talent had.
Op mijn veertiende had ik mijn eerste sponsor – het was niet heel professioneel, maar ik was allang blij dat ik er een hád. Vanaf toen ben ik wedstrijden gaan rijden. Natuurlijk had ik lekker in een bestaand team kunnen gaan rijden, maar wilde per se een eigen. Een vriendje en ik hadden allebei een eigen monteur en begonnen zo een team; ik was toen 15. We werden totaal niet geaccepteerd in het kartcircuit, ze kijken je niet neens aan. Stelletje gelukzoekers, zag je ze denken.
Dat veranderde allemaal dankzij Red Bull. Een grote sponsor, maar een aantal jaar geleden nog niet actief in de kartsport in West-Europa. Laten we het eens proberen, dacht ik, en schreef een brief. Na een succesvol bezoek aan het kantoor in Nederland, vloog ik naar het hoofdkantoor in Salzburg om daar het contract te onderteken: Tom Sport Racingteam, drie monteurs en vijf coureurs met ieder z’n eigen specialisatie en klasse. Toen ik weer buiten stond, dacht ik: wauw, hoe heb ik dit voor elkaar gekregen?

Als we een wedstrijd hebben, gaan we meestal vrijdagochtend weg. We nemen de trein als we in Duitsland of België moeten zijn, anders gewoon met het vliegtuig. Alle kosten worden gedekt door Red Bull. De winstpremies en heel soms het startgeld, mag ik houden. Daar betaal ik mijn coureurs van, maar de rest zet ik apart. Dat is puur voor later.

Buiten het karten werk ik in een Chinees restaurant, bij Dixons en heb ik een eigen bedrijfje voor webdesign. Ik tennis, doe aan fitness en heb ook nog een vriendin. Het klinkt misschien druk, maar ik doe het al jaren zo. Ik hou er gewoon niet van om stil thuis te zitten. Mijn vriendin en ik zien elkaar nog redelijk vaak – ze heeft wel bewondering voor wat ik doe.
Journalistiek is iets wat ik al heel lang wilde, van vroeger uit, maar nu zie ik eigenlijk meer kansen voor mezelf als sportmanager. Daardoor raak ik best gedemotiveerd voor mijn studie: mijn hoofd staat er gewoon niet naar. Het lijkt me veel leuker om met coureurs bezig te zijn, ze te begeleiden en te scouten. Zelf race ik steeds minder. Ik zie mezelf tegenwoordig meer als teammanager dan als coureur.’

Tom is derdejaars journalistiek. Vanaf 2007 heet zijn team Red Bull TSR, wat staat voor Tom Sport Racings. Met zijn team rijdt hij in verschillende klassen, zo behaalde Red Bull TSR in 2009 de 1e plaats bij het NK Chrono Rotax Max Senioren.

Rick Thomson

COMMENTAAR IN VIER TALEN

Rick Thomson (22) doet aan modelracing. Oftewel: racen met op afstand bestuurbare auto’s. Hij rijdt op NK’s en EK’s en combineert sinds een paar jaar het racen met het geven van sportcommentaar tijdens de wedstrijden. In vier talen houdt hij het publiek op de hoogte van wat zich op de baan afspeelt.

‘Als ik zeg dat ik aan modelracen doe, krijg ik standaard te maken met vooroordelen. Wat moet je met zo’n speelgoedauto, vragen mensen. Als ik ze dan een YouTube-filmpje laat zien waarbij de nieuwste Mini Cooper wordt zoek gereden door een modelauto, beginnen ze het een beetje te begrijpen. Ik vind het niet erg om dat telkens uit te moeten leggen.

Toen ik 14 was, kwam ik door een vriendje in aanraking met het modelracen. Al snel kocht ik een eigen auto en was meteen verslaafd. Het is Formule-1 racen, maar dan in het klein. De meest gangbare schaal waarop de modelauto’s gemaakt worden is 1:10. Dan heb je een auto van ongeveer 30 cm lang en 19 cm breed.
Goed kunnen racen heeft te maken met een aantal factoren. Sturen, bijvoorbeeld. De afstandsbediening heeft een klein stuurtje, maar als de auto naar je toe rijdt is links en rechts natuurlijk omgedraaid. Dat moet je even doorhebben. Daarbij moet je goed lijnen kunnen rijden; dat gaat over hoe scherp je de bocht ingaat en of je iemand afsnijdt of juist niet. Verder moet je tactisch kunnen denken. Er bestaat zelfs zoiets als bandentactiek. Je rijdt 20 runs, maar je hebt maar vijf bandensetjes. Op nieuwe banden rijdt je het snelst, dus je moet goed bedenken wanneer je die inzet.

Ik was 17 toen ik voor het eerst een wedstrijd in het buitenland reed, in Zuid-Duitsland. Het was verschrikkelijk weer, het regende heel hard. Ik ben slechts 120ste van de 160 geworden. Maar ik werd steeds beter, op een gegeven moment reed ik top-20 plekken. Dat was wel een gekkenhuis, ik reed ieder weekend een race, waarvan om de week in het buitenland.
Nu doe ik dat niet meer, omdat ik steeds vaker het commentaar tijdens de wedstrijden verzorg. Met het geld dat ik daarmee verdien, kan ik mijn racespullen betalen.

Tijdens de open dag van mijn club ben ik commentator geworden. Iemand drukte de microfoon in mijn handen, zo van: hou jij deze even vast. Van het ene op het andere moment stond ik daar commentaar te geven en vroegen mensen aan me of ik dat vaker kon doen.
Nu becommentarieer ik wedstrijden door heel Europa, in het Engels, Frans, Duits en Nederlands. Op school was ik heel slecht in talen, dus ik snap er ook niets van dat dit me wel lukt. Ik gebruik gewoon de woorden die ik ken, en dat is genoeg. Ik probeer nu ook Zweeds te leren, door woordjes op internet op te zoeken en Zweedse collega’s te vragen of ze zoveel mogelijk Zweeds tegen me willen praten.
Het wordt pas echt interessant als ik ook commentaar in het Italiaans en Spaans kan geven. Dan kan ik echt overal terecht. Ik zie mezelf niet als coureur maar als journalist. Het commentaar geven komt wel in de richting van wat ik leuk zou vinden om later te doen. Wat ik over vijf jaar doe, zou ik niet durven zeggen. Ik zie wel wat er op mijn pad komt. Het loopt toch nooit zoals je denkt.’

Rick Thomson is vierdejaars journalistiek. Sinds 2007 is hij commentator, sinds 2009 ook van internationale wedstrijden. Rick won drie keer een NK-wedstrijd met modelracen, zijn beste internationale resultaat is de elfde plek.

Rick Thomson

TOPSPORTERS
Om studenten die topsport bedrijven in staat te stellen om studie en sport te combineren, heeft Hogeschool Utrecht zo’n tien jaar geleden besloten deze studenten te faciliteren. Zo’n kleine 150 studenten maken gebruik van deze privileges, als persoonlijke begeleiding, uitstel of verplaatsing van tentamens, samenwerking met coaches en trainers van het NOC*NSF en indien noodzakelijk financiële steun. Topsportstudenten kunnen waar nodig op een bijdrage tussen de 250 en 1500 euro rekenen, afhankelijk van het sportieve niveau en bijdragen van de sportverenigingen. Dit geld is bestemd voor onder meer reiskosten en trainingskampen. Per student kijkt de hogeschool of deze recht heeft op financiële ondersteuning. Ze mogen daarnaast op aanvraag trainen in de fitnessruimte van de faculteit Gezondheidszorg.