Achtergrond

De lange weg naar campus De Uithof

Van militair gebied naar universitaire campus. Een heldere visie op hoe De Uithof eruit zou moeten zien ontbreekt lange tijd. Het levert strijd op tussen de gemeente en de universiteit over de vraag: wel of geen woningen? Veel gebouwen zijn neergezet voor de tijdelijkheid, maar houden het al vijftig jaar vol.

‘Ik herinner het me als de dag van gisteren. Waar je tegenwoordig op weg naar De Uithof ter hoogte van het Rietveld-Schröderhuis een laag tunneltje passeert, stond begin jaren vijftig op zondag een ijscoman in de middenberm. Likkend aan zo’n typisch jarenvijftigijsje tussen twee wafels wandelden we dan verder langs twee voor de Kromhoutkazerne op wacht staande soldaten om tenslotte uit te komen bij een rood-wit geschilderd hek.
Daarachter strekte zich tot voorbij de grens met Bunnik, De Bilt en Zeist de Johannapolder uit, een geheimzinnig niemandsland van weiden en boomgaarden met slechts één smalle weg erdoorheen, de Militaire Weg, afgesloten met een slagboom. Ik had geen vermoeden dat die landelijke oase al snel zou veranderen in een gigantische bouwplaats.’

Tot zover de herinnering van een klein baasje, dat De Uithof daarna als student en als journalist ziet veranderen in de campus die het nu is. De basis voor die ontwikkeling wordt in 1954 gelegd als de militairen het gebied vrijgeven en de gemeente en de universiteit hun kans schoon zien. Het aantal studenten groeit snel. Pessimisten reppen zelfs over 7500 studerenden rond 1960 en voor zulke gigantische aantallen is in de wirwar van instituutjes en instituten in de stad geen plaats. De Johannapolder biedt die ruimte wel en in 1958 koopt minister van Onderwijs Jo Cals het gebied van zo’n driehonderd hectare voor de universiteit aan. Een boerderij op het terrein die al eeuwenlang toebehoort aan het klooster Oostbroek, een zogeheten uithof, fungeert als inspiratiebron voor de naam van het toekomstige universiteitscomplex.

Wie denkt dat de bestemming van het gebied daarmee vastligt, vergist zich echter. Zowel binnen het universiteitsbestuur als tussen de universiteit en de gemeente Utrecht ontspint zich een langdurige strijd over de toekomst van De Uithof. Onderwijs en onderzoek komen centraal te staan, dat is evident. Maar de vraag welke faculteiten er naartoe moeten en welke andere functies het gebied moet krijgen, blijft onduidelijk. De vraag wat voor soort ‘wijk’ De Uithof moet worden, zal als een rode draad door de volgende decennia lopen.

Niet voor cultuur
Aanvankelijk wil het universiteitsbestuur de hele universiteit naar De Uithof laten verhuizen. Bouwcurator Ruppert en secretaris Des Tombes dromen van een ideale academische samenleving met naast aandacht voor onderwijs en wetenschap veel ruimte voor cultuur. De alfa-faculteiten moeten daarom een plaats krijgen in het hart van het complex en ook de Akademie voor Expressie door Woord en Gebaar is er welkom. Dat laatste voorstel wordt burgemeester De Ranitz echter te gortig. Een paar overvolle faculteiten de stad uit, oké. Maar het culturele stadsleven zover uithollen als de universiteit voorstelt, daarvan kan geen sprake zijn. Het Ministerie van Onderwijs, Kultuur & Wetenschappen is zo mogelijk nog strikter. De Uithof is aangekocht voor onderwijs en onderzoek, niet voor cultuur.

Slotenpatroon
Intussen start de ontwikkeling van het gebied, waarbij het eeuwenoude diagonale slotenpatroon genadeloos op de schop wordt genomen. Geheel in de geest van die tijd, waarin korte metten wordt gemaakt met veel historisch erfgoed (denk aan het dempen van een deel van de Utrechtse singels) kiest stedenbouwkundige ir. Van der Steur voor het stramien van brede, rechte, haaks op elkaar staande wegen.
Vanwege het schrijnende gebrek aan collegezalen in de stad wordt in 1961 in De Uithof als eerste een tijdelijk onderwijsgebouw voor studenten wis- en natuurkunde geopend, het huidige Ruppertgebouw. Om te voorkomen dat de studenten op de bouwplaats te veel door de modder moeten ploeteren, kiest architect Wouda voor een gebouw in de vorm van een lange overdekte gang met aan weerszijden collegezalen. In afwachting van nieuwbouw zal het pand maximaal vijftien jaar dienst moeten doen. Vandaar de naam Transitorium 1. Maar zelfs een omvallende kraan in 2007 heeft het oudste gebouw in De Uithof niet klein kunnen krijgen.

Weinig visie
Om de grootste nood in de stad te lenigen worden in de jaren zestig vervolgens her en der gebouwen en barakken in de polder neergezet. Maar, constateert ingenieur A. Reinink in het boek Tussen ivoren toren en grootbedrijf (1986), het idee dat een universiteit meer is dan een verzameling gebouwen ontbreekt bij de ingenieurs die in die tijd voor de planvorming verantwoordelijk zijn. ‘Het complex kwam er daardoor uit te zien als een pioniersproject van civiele techniek dat echter op geen enkele manier op een universiteit ging lijken en evenmin een herbergzaam karakter kreeg.’ Duidelijk is volgens Reinink dat het universiteitsbestuur maar weinig visie heeft op waar het met De Uithof heen moet.

Noodflat
Dat wordt er niet beter op als het aantal studenten in de jaren zestig snel toeneemt. De oorspronkelijke plannen ten spijt ziet het universiteitsbestuur zich gedwongen tot de bouw van een niet in het oorspronkelijke plan opgenomen ruim twintig verdiepingen tellende torenflat, Transitorium 2. Als kopie van een bestaande kantoorflat in Rijswijk kan het huidige Van Unnikgebouw, ook bedoeld als tijdelijke noodoplossing, snel en goedkoop worden neergezet. Het ad-hockarakter van de besluitvorming in die tijd wordt het best geïllustreerd door het feit dat de zaak in de rondvraag van een bestuursvergadering wordt afgehandeld.

Woonwijk
Met de opening van ‘Trans 2’ in 1968 kan een streep worden gezet door het oorpronkelijke Uithof-ontwerp. Maar dat is niet zo erg, want inmiddels begint ook het denken over het gebied te veranderen. Is het met het oog op
de toekomst wel zo verstandig om het gebied volledig vol te plannen? Is het toch niet beter om Letteren en Rechten, vanwege hun lange geschiedenis, in de stad te laten blijven? In 1974 neemt de Universiteitsraad zelfs een motie van die strekking aan. Maar dat brengt de gemeente Utrecht weer op een idee. De Uithof lijkt eigenlijk erg geschikt om de groeiende woningnood in de stad te helpen lenigen.

Tot ontsteltenis van het universiteitsbestuur verschijnt eind jaren zeventig een concept-bestemmingsplan voor het gebied met daarin opgenomen woningen voor liefst 7100 inwoners. De Universiteitsraad weet niet hoe snel ze haar eerdere standpunt moet herzien. In 1979 wijst zij woningbouw met klem van de hand. De grond in De Uithof moet gereserveerd blijven voor onderwijs en onderzoek, inclusief dat van Letteren en Rechten. De gemeente en de universiteit staan recht tegenover elkaar en schakelen zelfs de Raad van State in. Ook ruim twintig jaar na de aankoop van het gebied is de toekomst van het gebied nog steeds onduidelijk.

Rem Koolhaas
Dat verandert als het net aangetreden collegelid Hans Van Ginkel in 1985 besluit dat het hoog tijd wordt voor een samenhangende visie op de toekomst van De Uithof. Op advies van Aryan Sikkema van Bouwzaken benadert hij architect Rem Koolhaas, die dan net internationaal begint door te breken. ‘Het aantrekken van Koolhaas was allereerst een strategische zet in onze strijd met de gemeente’, zegt de oud-rector lachend. ‘Men verweet ons, niet helemaal ten onrechte, dat we overal tegen waren, maar dat we zelf geen toekomstbeeld hadden. We hadden dus behoefte aan iemand van naam die op een visionaire manier duidelijk kon maken dat de universiteit wel degelijk wist wat ze wilde.’

Onder de begoochelende zinspreuk ‘met terugwerkende kracht samenhang aanbrengen tussen de verschillende elementen’, presenteert Koolhaas in 1986 zijn toekomstvisie Uithof 2000. Hij verdeelt het gebied in een aantal compacte clusters met daartussen voldoende ruimte voor groen. Plaats voor woningbouw is er in zijn plan niet, maar over andere gebruikers valt te praten. Voor het eerst valt de term ‘science park’.

Studentenhuisvesting
Zelfs over studentenhuisvesting valt te praten, zo blijkt uit het plan. Dat spoort met de wens van de inmiddels rector geworden Van Ginkel om van De Uithof een campus en daarmee het hart van het kenniscentrum Utrecht te maken. ‘Ik was ervan overtuigd dat de slag om de student voor een steeds belangrijker deel bepaald zou gaan worden door de kwaliteit en de attractiviteit van de stad en de universiteit. De Uithof moest aantrekkelijker worden. In die tijd zijn we ook voor het eerst gaan denken over cafés, winkels, een bioscoop en een aantrekkelijk sportcentrum op de campus. Op de bioscoop na zijn die er allemaal gekomen.’

Architectonische hoogstandjes
Na ruim 25 jaar heeft de universiteit met het plan-Koolhaas dus eindelijk haar lang verwachte visie op De Uithof. In de volgende jaren verrijst op initiatief van Sikkema het ene na het andere architectonische hoogstandje, zoals het in 2004 geopende Alexander Numangebouw, waar naast veel kleine start-up bedrijfjes ook biotech gigant Genmab is gevestigd. Daarmee wordt een ontwikkeling in gang gezet die inmiddels bij het huidige college van bestuur heeft geleid tot het vaste voornemen om van de aloude Uithof een echt science park te maken.

Grenzen
‘Om die wens te onderstrepen hebben we voorgesteld om de naam De Uithof te vervangen door Science Park Utrecht’, zegt collegelid Hans Amman. ‘Dat betekent niet dat het karakter van De Uithof weer ingrijpend gaat veranderen. Een science park is in onze visie een ontmoetingsplaats van kennisinstellingen en bedrijven waar onderwijs en onderzoek samenkomen. Vandaar dat we de komst van meer onderdelen van de hogeschool naar De Uithof net zo belangrijk vinden als de komst van nieuwe bedrijven.’
Amman beschouwt het plan-Koolhaas nog altijd als de solide basis voor de ontwikkeling van De Uithof. ‘Maar we beginnen aan te lopen tegen de grenzen van wat in De Uithof mogelijk is. Hopelijk kunnen we binnen afzienbare tijd zowel het Wentgebouw als het Van Unnik slopen. Dat zou ons een beetje lucht geven.’
Amman waarschuwt voor al te veel optimisme. ‘We hebben voor de komende jaren een vrij ambitieus programma op de rails gezet met nieuwbouw voor Geowetenschappen en renovaties in het centrumgebied (het plein bij de Spar). Veel meer kunnen we ons financieel niet permitteren. Het is niet voor niets dat de plannen voor een fontein in het Centrumgebied zijn gesneuveld. Die fontein had zes ton moeten kosten. En ja, als je dat doet, zijn er altijd weer medewerkers die roepen: moeten we ons geld nu echt daaraan besteden? En dat kan ik me in deze tijden goed voorstellen. We hadden in de buurt van de botanische tuinen graag een mooi café-restaurant met eventueel een hotel neergezet. Maar zelfs bescheiden nieuwbouw zou ons al een kleine vijf miljoen gaan kosten. Dus ook dat zit er voorlopig niet in.’

Permanente bewoners
Jammer, vindt de net aangetreden rector-magnificus Bert van der Zwaan, want een mooie campus, zoals ik die bijvoorbeeld ken uit Berkeley en uit Toronto, is De Uithof nog lang niet. ‘Toch is gegeven onze beperkte financiële mogelijkheden het centrumgebied er de laatste tien jaar geweldig op vooruit gegaan. Ik ben erg blij met de studentenflats midden tussen de universitaire gebouwen en met de nieuwe, groene busbaan.’
Basisvoorwaarde voor een levendige campus is volgens Van der Zwaan een groter aantal permanente bewoners. ‘Ik zou het toejuichen als we meer studentenflats op de campus zouden krijgen, want dat is maatgevend voor hoeveel winkels en horeca je binnen kunt halen. Maar we kunnen ook weer niet ongelimiteerd grond uitgeven voor studentenhuisvesting. We hebben De Uithof niet voor niets omgedoopt in “Science Park Utrecht” Onze prioriteit ligt bij het aantrekken van andere kennisinstellingen en van bedrijven.’ Maar het is volstrekt duidelijk dat een goed werkklimaat niet kan zonder een goed leefklimaat. Dus de kunst zal de komende tijd zijn om de schaarse middelen zo verstandig mogelijk in te zetten.’

KADERS

De nooit gekomen traverse
In de jaren vijftig is één van de revolutionaire nieuwe ideeën van stedenbouwkundige Van der Steur om in het centrum­gebied van De Uithof op één hoog een wandelroute tussen de verschillende gebouwen te creëren. Vandaar dat de hoofdingang van het Langeveldgebouw op de eerste verdieping ligt. Zo zouden voetgangers geen last hebben van de bussen op straatniveau. De loopbrug tussen de bibliotheek en het Van Unnikgebouw en de vreemde uitbouw van Centrumgebouw Noord boven de Padualaan zijn de stille getuigen van dit voornemen.
De weigering van minister Deetman om geld uit te trekken voor het doortrekken van de loopbruggen naar het Langeveldgebouw, betekende het einde van de plannen. Gevolg was dat men bijvoorbeeld op de plek waar de loopbrug het Langeveldgebouw zou bereiken in allerijl een trap moest neerzetten.

‘Academiegebouw in stad bijna verkocht’
Moeten de laatste twee binnenstadfaculteiten Letteren en Rechten ook niet naar De Uithof? Die vraag blijft lange tijd doorrommelen. Nog in 1979 wil de Universiteitsraad deze mogelijkheid ‘openhouden’. Mede om die reden wordt het voorstel om het academisch ziekenhuis in het centrumgebied van De Uithof te vestigen op dat moment met een verschil van slechts één stem door de raad verworpen.
Pas halverwege de jaren tachtig valt het besluit om Letteren en Rechten definitief in de binnenstad te laten blijven. De Utrechtse binnenstad is een voortreffelijke omgeving voor die twee opleidingen, maar er speelt meer, zo vertelt oud-rector Hans van Ginkel. De toekomst van het Academiegebouw staat namelijk op het spel. ‘Toen ik in 1985 aantrad, was het een vrijwel uitgemaakte zaak dat Letteren en Rechten naar De Uithof zouden verhuizen. Dat vond ik jammer, maar nog veel erger was dat die beslissing ook het einde voor het Academiegebouw als onderdeel van de universiteit zou hebben betekend. Een ceremonieel gebouw in de stad zonder kernactiviteiten van de UU in de buurt, had onmogelijk kunnen overleven. Collegelid Hans Rosenberg had het Academiegebouw alvast op de lijst van te verkopen panden gezet. Maar dat kon toch niet. Het Academiegebouw was eind negentiende eeuw door de burgerij aan de universiteit geschonken, en een cadeau verkopen, dat doe je niet. Om het Academiegebouw voor de universiteit te behouden, heb ik doorgedrukt dat Rechten en Letteren in de stad bleven, in ieder geval voor de voorzienbare toekomst.’

De Kasbah-zone
Een belangrijk element in het plan-Koolhaas is de zogeheten Kasbah-zone aan de Padualaan en de Heidelberglaan, waarin nu de gebouwen van de hogeschool staan. Oud-rector Van Ginkel: ‘Tegenover de kolossen Trans 2 en Trans 3 moesten lichte, transparante gebouwen komen te staan, vond Koolhaas. Dat vonden wij een goed idee, maar helaas heeft hij zich niet uitgelaten over de hoogte van de gebouwen in die zone. Op zich staan er mooie gebouwen, maar als mij in De Uithof iets stoort, dan is het niet de hoogbouw, waarover veel mensen vallen, maar dan zijn het juist die te lage gebouwen van de hogeschool. Maar ja, Gerritsen, toenmalig collegelid van de hogeschool was mordicus tegen hoogbouw. Heel dom, want als die gebouwen iets hoger waren geweest, had de hogeschool nu niet met die verouderde panden ver weg aan de Oudenoord in haar maag gezeten.’