Het aantal banen in het basisonderwijs kalft steeds verder af, maar minister Bussemaker ziet toch wat lichtpuntjes: het aandeel jonge leraren nam voor het eerst in jaren weer licht toe.
Door Hein Cuppen (HOP)
Er zijn steeds minder leerlingen in het basisonderwijs en dat is te merken aan het aantal banen. De werkgelegenheid kromp tussen 2014 en 2015 met 1.700 voltijdbanen. Ook het aantal banen voor onderwijzers onder de 35 jaar daalde met ongeveer vijfhonderd.
Maar volgens minister Bussemaker is het glas halfvol. In een brief aan de Tweede Kamer somt ze verheugd de lichtpuntjes op. Na jaren van daling is het relatieve aandeel van jonge onderwijzers miniem gestegen: van 31,1 naar 31,2 procent van het totale lerarenkorps. Een trendbreuk waar minister Bussemaker blij mee is.
Ander goed nieuws is dat een wat groter aandeel afgestudeerden van de pabo binnen een half jaar werk vindt in het basisonderwijs: het stijgt van 68,8 naar 70,9 procent.
Zeer tevreden
In het voortgezet onderwijs ging het volgens de minister al langer wat beter met jonge leraren. Dankzij een stijging van het aantal leerlingen groeide het aantal voltijdbanen voor deze groep tussen 2014 en 2015 met ongeveer vijfhonderd. Het aandeel pas afgestudeerde leraren dat binnen een half jaar voor de klas staat, steeg van 63,5 naar 67,5 procent.
Minister Bussemaker is ‘zeer tevreden dat pas afgestudeerde leraren weer meer en meer aan de slag kunnen in het onderwijs’. In het najaar stuurt ze de Tweede Kamer een uitgebreide beschrijving van de arbeidsmarkt in het onderwijs.