Het contrast met de tijd in de bieb van de afgelopen weken kan niet groter zijn. Op een prachtig jacht zeil ik met mijn beste vriendin, en haar stiefvader Dirk, de sluis van de Afsluitdijk binnen. De chaos van het afstuderen zit nu niet meer in mijn hoofd, maar in de communicatie tussen de tientallen bootjes om ons heen.
De laatste tijd heb ik als kluizenaar geleefd op de Uithof. Uur na uur ploeterde ik in de bieb, reikhalzend uitkijkend naar het afstuderen. Het is bijna – maar nog net niet helemaal – volbracht. Ik had dit weekendje zeilen maanden terug al gepland, dus ik zie het als een welkome pauze.
Het stoplicht springt op groen en de sluis gaat open. ‘Trossen los!’, hoor ik in koor uit de kuipen in de boten naast ons klinken. Plots bewegen zo’n veertig jachten, die net nog zo netjes afgemeerd lagen, alle kanten uit. Zij die lieftallig achter ons lagen, sjezen nu keihard voorbij in de hoop de sluis te halen. Want dat niet ieder schip gaat passen in deze bediening van ‘het schut’, is direct al duidelijk.
Dirk is onze schipper. ‘Noah, naar voren’, buldert hij vanaf het achterdek. ‘Geef me meters! Hoeveel meter tot de boot voor ons?!’ Helaas is afstand inschatten niet mijn sterkste kant. ‘Vijf!’ brul ik terug, al antwoordt de schipper op de voorliggende boot onthutst: ‘Eerder drie.’
Tijd om ons schip – een twaalf meter lange ‘Victoire’ met twee wc’s en een douche – vast te leggen aan de sluismuur. Dat lukt, al verlies ik bijna mijn balans en geeft de kolkende watermassa tussen wal en schip me rillingen. Naast ons wil een Duitse boot komen liggen, van het scheepsmerk Bavaria. De oudere man en vrouw aan boord hebben matching truien aan met de naam van hun schip erop. Mijn vriendin gniffelt.
Nog een schip wil erbij komen liggen. Ze gooien de trossen naar de Bavaria, maar de Duitsers vangen het touw niet. Nog een keer dan, hup! Maar nee, alweer klapt de Duitse in haar handen, in plaats van het kolossale schip op haar plaats te houden door het touw te vangen. Het losliggende schip begint te draaien en de zweetdruppels beginnen in steeds heftigere mate het voorhoofd van de kapitein over te rollen. Dwarsliggen in de smalle sluis: dat is het laatste wat je wil op dit chaotische moment.
De bel gaat en het water wordt de sluis ingepompt. Nu heeft zelfs de losliggende boot – met behulp van twee middelbare scholieren in een rubberen motorbootje – een lijntje aan een schip kunnen leggen. Een zucht van gemeenschappelijke opluchting gaat door de sluis.
Nu motort iedereen de sluis weer uit. Het is gedaan, het is gelukt. Het IJsselmeer strekt zich voor ons uit en de vrijheid van de zomer is een feit. Vaarwel chaos, in mijn hoofd en in de sluis.
Ook interessant: Video: Wat vinden studenten van genderneutrale voornaamwoorden?