Quinty doet Journalistiek aan Hogeschool Utrecht.
‘Heb je zin om mee uit eten te gaan?’, vroeg mijn huisgenoot Luuk. Met twintig euro op mijn bankrekening wist ik dat dit geen strak plan was. Maar hé, ik heb mijn propedeuse gehaald, mijn verjaardag staat voor de deur én Luuk had een nieuwe kamer gevonden. Genoeg reden om te vieren. Dus hoorde ik mezelf antwoorden: ‘Ja leuk! Alleen niet te duur, hè?’
Ik had erg mijn best gedaan en een paar goedkope restaurants voorgesteld, maar al mijn suggesties werden van tafel geveegd. Te vaak geweest, te druk, te ballerig. Uiteindelijk kwam hij met Restobar Rosie. ‘Daar hebben ze veel vega en het is niet zo duur,’ zei hij. Daar vertrouwde ik maar op.
De eerste alarmbellen hadden moeten gaan rinkelen toen Luuk op mijn kamer verscheen in opvallend nette kleding, met de woorden: ‘Ik ben er een paar keer langsgefietst en het zag er best chic uit.’ Mijn wantrouwen groeide verder toen we via een gordijntje naar binnen moesten. Terwijl wij binnenliepen met een lege portemonnee en een knorrende maag, zat het restaurant vol mensen die eruitzagen alsof ze wél wisten wat beleggen is. De wijnkaart leek eindeloos, en de menukaart was een puzzel waarvoor ik de bediening en Google moest inschakelen.
‘Lusten jullie wat te drinken?’ vroeg de serveerster. ‘Twee rode wijn graag,’ hoorde ik mezelf zeggen. Ze schonk iets in om te proeven. Ik nam een slok en dacht: ‘Het smaakt naar wijn?’ Luuk zei niks. Ik ook niet. Stilzwijgend knikten we: ‘Prima.’
Ik geef toe: het eten was lekker. Nooit geweten dat artisjok wél kan smaken. De wijn smaakte heerlijk, maar mijn portemonnee proefde de pijn. Want toen kwam de rekening: 136 euro. Hoewel Luuk degene was die me had uitgenodigd, kreeg ik de volgende dag helaas alsnog een Tikkie toegestuurd.
Mocht je ooit goed bij kas zitten en zin hebben in iets speciaals, dan is Restobar Rosie zeker een aanrader. Ik leef de rest van de maand op droge boterhammen.