Nieuws

Diversiteitsmedewerkers ervaren geregeld heftige reacties of intimidatie

Illujstratie: Eveline Schram

Discussies over diversiteit en inclusie in het hoger onderwijs zijn de afgelopen jaren steeds politieker geworden en leiden vaker tot heftige reacties. Dit blijkt uit onderzoek naar het diversiteits- en inclusiebeleid op universiteiten en hogescholen in Nederland.

Diversiteitsmedewerkers hebben geregeld te maken met online haatreacties, bedreigingen en intimidatie. Voor progressieve studenten en medewerkers is wat ze doen niet genoeg, terwijl een conservatieve groep alles rond diversiteit en inclusie te veel vindt. Verschillende van de ondervraagde diversiteitsmedewerkers zeggen persoonlijk bedreigd te zijn. Voor zover bekend deed niemand aangifte.

Een diversiteitsmedewerker die anoniem wil blijven, zegt hierover: ‘Onze namen zijn publiek, daardoor worden ook onze families slachtoffer van online haat. En soms worden de reacties zelfs gedeeld door Kamerleden die het niet eens zijn met ons werk.’

De reacties zijn intimiderend, mede omdat diversiteitsmedewerkers vaak zelf mensen zijn die tot een minderheidsgroep behoren, laat de medewerker weten. Voorzitter van het Landelijk Overleg Diversity Officers Aya Ezawa (Universiteit Leiden) zegt daarover in een van de artikelen: ‘Je moet een dikke huid hebben, inhoudelijk sterk zijn en diplomatieke vaardigheden hebben om de gemeenschap mee te krijgen.’

Belangrijke thema’s

Een aantal jaar geleden ging het bij diversiteit vooral over prestatiegerichte thema’s als meer vrouwen aan de top en het werven van meer internationale studenten. Nu gaan de discussies over antiracisme, genderidentiteit en het aanpassen (‘dekoloniseren’) van het onderwijs. Dat blijkt uit het onderzoek. Lees er meer over in het verhaal over de grote twistpunten.

Verder blijkt uit het onderzoek dat alle onderzochte instellingen richtlijnen hebben voor het schrijven van inclusieve vacatureteksten. Ook bieden ze (soms verplicht) trainingen aan om onbewuste vooroordelen (unconscious bias) bij jezelf te herkennen.

Negen van de twintig instellingen hebben ergens op hun onderwijslocatie een permanent lhbti-symbool om hun solidariteit met deze gemeenschap te betuigen. Dit is vaak in de vorm van een regenboogzebrapad of vlag.

Regionale verschillen

De mate van aandacht voor discussies en beleid over diversiteit verschilt per regio. In de Randstad lijkt het thema meer te spelen bij studenten dan in de rest van het land. Al kan daarbij ook uitmaken hoeveel internationale studenten en medewerkers er zijn. In Maastricht bijvoorbeeld is de toon activistisch. Op de meer technisch gerichte universiteiten, zoals in Eindhoven en Twente, is de toon gematigder, ook bij de internationale gemeenschap.

Dat wil volgens Alet Denneboom, hr-adviseur aan de Hanzehogeschool Groningen, niet zeggen dat diversiteit en inclusie een Randstedelijk probleem is. ‘Juist als de studentenpopulatie homogener is, voelen medewerkers of studenten die niet helemaal in het traditionele plaatje passen zich minder thuis.’


Verantwoording onderzoek

De deelnemende media van de universiteiten en hogescholen zijn aangesloten bij de Kring van Hoofdredacteuren van hogeronderwijsmedia.

Voor dit onderzoek zijn 36 beleidsdocumenten van 21 onderwijsinstellingen (13 universiteiten en 8 hogescholen) geanalyseerd. Dit betreft visies, strategieën, nota’s, actieplannen en position papers waarin onderwijsinstellingen hun plannen kenbaar maken.

Voor dit onderzoek spraken we met diversiteitsmedewerkers van dertien universiteiten en zeven hogescholen over hun werk.

Dit zijn de instellingen die zijn onderzocht: Fontys hogescholen, Rijksuniversiteit Groningen, Vrije Universiteit Amsterdam, Universiteit Utrecht, Universiteit Twente, Avans hogescholen, Technische Universiteit Eindhoven, Erasmus Universiteit Rotterdam, Hogeschool Rotterdam, Radboud Universiteit Nijmegen, Hogeschool Utrecht, Technische Universiteit Delft, Hogeschool Arnhem Nijmegen, Maastricht University, Hogeschool van Amsterdam, Hanzehogeschool Groningen, Tilburg University, Saxion hogeschool, Universiteit van Amsterdam, Wageningen Universiteit, Universiteit Leiden.

Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek.