Achtergrond

Dubbelinterview: Passie voor politiek

Bij de familie Wijntuin zit politiek in de genen. Patricia (40), docent
en onderzoeker aan de faculteit Maatschappij & Recht, is raadslid voor GroenLinks in Utrecht. Vader Emile (86) zie je nog dagelijks op het
partijbureau van de Progressieve Surinaamse Volkspartij in Paramaribo.
Hij wordt de eerste parlementsvoorzitter na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975. Het gezin Wijntuin ondervindt de gevolgen van de staatsgreep op 25 februari 1980, wanneer Emile beschuldigd wordt van collaboratie.

‘De eerste twee jaar dat ik in Nederland woonde, rook ik elke zondagochtend de kip die mijn moeder ieder weekend in Curaçao klaarmaakte. Dan word je wakker en ben je niet thuis.’ Daar heeft Patricia de meeste moeite mee wanneer ze op haar negentiende naar Nijmegen komt om geschiedenis te gaan studeren. En ook de winters zijn lastig. ‘Het was koud en de huisgenoten uit mijn studentenhuis gingen dan bij hun ouders op bezoek. Dan voelde ik me wel eens alleen’, zegt ze wanneer ik haar spreek in Utrecht, vlak voor ons vertrek naar Suriname.

Patricia Wijntuin woont inmiddels langer in Nederland dan in Suriname en Curaçao. Vanwege de politieke situatie verliet het gezin Wijntuin het land. Als dochter van parlementsvoorzitter en politicus Emile Wijntuin wordt ze direct geconfronteerd met de gevolgen van de coup van sergeant en huidig president Desi Bouterse. Vader Wijntuin wordt beschuldigd van het collaboreren met Venezuela. Militairen halen Emile en zijn vrouw en kinderen midden in de nacht op en ze worden korte tijd gevangen gezet.

Patricia kan het zich nog herinneren: ‘Ik was jong. We waren in onze pyjama’s en hadden net een nieuwe puppy. Die moest per se mee. We hadden snel door dat dit gebeurde omdat mijn vader in de politiek zat en vooral omdat hij niet meeging in het regime van de militairen. Ik heb nooit het idee gehad dat we in gevaar waren. Het had ook iets spannends. Er waren overal militairen in het land en er werd veel geschoten. Als kinderen wisten we waarom het niet handig was om erover te praten. Zeker op plekken waar je niet bekend was of aan de telefoon. Voor ons was het normaal. Ook al was het niet normaal.’

Vijf jaar eerder, bij de onafhankelijkheid van Suriname, wordt Emile Wijntuin voorzitter van het Surinaamse parlement. In de jaren daarvoor speelt hij een grote rol bij de totstandkoming van de onafhankelijkheid en onderhandelt met de Nederlanders over de voorwaarden.
Wanneer ik hem ontmoet in zijn tuin in Paramaribo, waar hij inmiddels weer woont, noemt hij de onafhankelijkheid van zijn land een van de hoogtepunten uit z’n carrière.
‘Ik heb geprobeerd een coalitie te vormen – vergeef mij het woord ‘ik’ – het was een eenmansactie, maar als voorzitter heb ik het initiatief genomen om de coalitie en de oppositie bij elkaar te brengen. Er moest een grondwet komen, maar er waren veel interne strubbelingen. Uiteindelijk is er met een kleine meerderheid een coalitie gevormd en kon Suriname onafhankelijk worden.’

Emile Wijntuin: ‘Daarna was het groot feest in Suriname. Er was geen weg meer terug. Maar zoals elk land dat onafhankelijk wordt: je krijgt te maken met kinderziektes. Vijf jaar na de onafhankelijkheid wilden de soldaten een vakbondsbeweging. De legerleiding was hierop tegen, net als toenmalig president Henck Arron. Deze man miste elke tact om met soldaten om te gaan. Intussen rommelde het al in het land en er braken veel vechtpartijen uit.’

Op 25 februari 1980 pleegt sergeant Desi Bouterse een staatsgreep samen met vijftien andere militairen. Wijntuin spreekt niet over een revolutionaire staatsgreep.
‘Er wordt gesproken over een revolutie, maar dat was het niet. Het betekende juist een enorme achteruitgang voor het land.
Er zijn nu revoluties gaande in een aantal Arabische landen, die worden onderdrukt door dictators. Bij een revolutie doet het volk aanspraak op democratie. Dat was in Suriname niet het geval, want er was al een democratie.’

Wanneer twee jaar later op 8 december 1982 de beruchte Decembermoorden worden gepleegd onder aanvoering van legerleider Bouterse, zit Wijntuin voor zijn werk in Venezuela. ‘Ik zou die dag terugkeren naar Suriname maar daar is het niet meer van gekomen. Ik leefde in ballingschap en mijn gezin zat thuis in Suriname.’

Wijntuin zal er ruim een jaar wonen en ziet in deze tijd zijn vrouw en kinderen maar één keer. ‘Zij kwamen voor vakantie, maar moesten de reis afbreken omdat mijn schoon­vader overleed. Daar stond ik dan op het vliegveld. Als man moet je je gezin beschermen, maar ik was machteloos.’ Zo’n dertig jaar later hoor je nog steeds de emotie is zijn stem.

Een jaar later wordt het gezin herenigd, doordat de familie naar Curaçao verhuist. Patricia is dan twaalf en nadat ze Papiaments heeft leren spreken, aardt ze snel in haar nieuwe vaderland. ‘Ik heb daar een fantastische jeugd gehad: leuke vriendinnen, vriendjes en het strand en uitgaan was geweldig.’

In Suriname en Curaçao vertrekken de meeste jongeren na hun middelbareschooltijd, wanneer ze gaan studeren. Naar de Verenigde Staten of naar Nederland. Patricia kiest voor Nederland. ‘Nederland is een stuk goedkoper en het was een makkelijkere keuze. In Suriname zijn wij veel meer op Nederland gericht.’
Ze gaat op kamers in Nijmegen en geschiedenis studeren. Maar niet voor lang. Na een jaar stopt ze en maakt een overstap naar ontwikkelingsstudies, wel aan dezelfde universiteit. ‘Mijn hart ligt bij de multiculturele samenleving. Daar ligt mijn passie.’ Geen wonder dat ze naast haar werk als docent social work aan de HU promotieonderzoek doet dat zich richt op Nederlands-Marokkaanse jongeren in achterstandswijken.

Een druk leven, dat wel. Maar dat heeft ze van haar vader, dat harde werken en zich er helemaal instorten. ‘Ik wil alles zelf doen. Daar schiet ik soms in door, net als mijn vader. Hij is zo betrokken bij Suriname en gaat ervoor door het vuur. Mijn vader was een integere politicus, één van de weinigen in Suriname op dat moment.’ Ook is Patricia gemeenteraadslid in Utrecht voor GroenLinks. ‘Er niet over nadenken, dan merk je er niks van,’ grapt Patricia over haar drukke leven.

En over politiek raak je nooit uitgepraat. Zeker niet in Suriname. Desi Bouterse is sinds een half jaar president en hoewel Emile Wijntuin zich niet meer wil uitlaten over politiek, laten de politieke ontwikkelingen hem niet onberoerd. Hij maakt zich zorgen over de toekomst van Suriname en zal Bouterse nooit als zijn president aanvaarden.
Patricia is, zoals ze zelf zegt, een Nederlandse Surinamer en zet zich in als raadslid voor GroenLinks om haar idealen te verwezenlijken. Toch voelt ze zich nooit voor honderd procent Nederlandse. ‘Ik ben trots op het feit dat ik anders ben, dat bepaalt mijn identiteit. Mijn kleur zorgt nog wel eens voor misverstanden. Voor mijn onderzoekswerk was ik in de mediatheek aan het werk en werd door een medewerker voor de schoonmaakster aangezien en die werd boos omdat ik daar zat.’

Politieke gesprekken met haar vader zijn zeldzaam tegenwoordig. Patricia ziet haar ouders één keer in de twee jaar. ‘Sinds ik kinderen heb, is het gemis een stuk minder geworden. Voordat ik kinderen had dacht ik elke dag aan ze. Nu mis ik ze vooral met verjaardagen. Iedereen is er dan, behalve ik. Maar ook daaraan raak je gewend.’