Studentenverenigingen kunnen best wat toegankelijker worden voor de vele buitenlandse studenten in Nederland, meent de Landelijke Kamer van Verenigingen. Maar niet door met zijn allen Engels te gaan spreken.
Wie weleens bij een studentenvereniging komt, weet dat de internationalisering van het studentenleven daar nauwelijks zichtbaar is. De verenigingen zijn Nederlandse bolwerken, met ouderwetse tradities, regels en liederen. En dat terwijl zich voor komend collegejaar maar liefst 18 procent meer internationale studenten hebben aangemeld. Staan de verenigingen wel open voor internationals?
Zeker wel, zegt vicevoorzitter Ruben Puylaert van de Landelijke Kamer van Verenigingen (LKvV), waarbij 48 studentenverenigingen zijn aangesloten. Zo blijkt uit het onderzoek dat 63% van de aangesloten verenigingen al projecten heeft lopen om internationalisering te bevorderen. Maar Engels hoeft daarvoor niet de tweede voertaal te worden op sociëteiten, zegt hij. ‘Dat is niet de oplossing, want onderzoek wijst uit dat veel internationale studenten hier juist naartoe komen om de Nederlandse cultuur beter te leren kennen.’
Enquête
Puylaert verwijst naar een recent verschenen onderzoek van de LKvV zelf over internationalisering. Met de toegankelijkheid van studentenverenigingen voor internationals blijkt het niet best gesteld te zijn. Driekwart van de 82 ondervraagde buitenlandse studenten weet überhaupt niet dat het mogelijk is om lid te worden van een Nederlandse vereniging, of denkt dat het ze toch niet zal lukken.
Heel vreemd is dat niet: volgens een enquête onder de besturen van 41 geënquêteerde studentenverenigingen verwacht een kwart dat hun leden niet blij zullen zijn met een toename van het aantal internationals op de ‘soos’. Een ander kwart denkt dat hun leden dat wél zullen toejuichen, de helft is neutraal. Slechts vijftien procent acht het realistisch dat hun vereniging zich openstelt voor internationale studenten.
De geringe buitenlandse deelname aan het verenigingsleven is voor een belangrijk deel te wijten aan de studieduur van de internationals, meent Puylaert. ‘Veel buitenlandse studenten zijn maar een half jaar in Nederland. Dan is een volwaardig lidmaatschap ook gewoon moeilijk.’ De meeste uitwisselingsstudenten kiezen voor het Erasmus Student Network (ESN), waar ze gelijkgestemden treffen om mee te feesten en te socializen.
Mores en tradities
In sommige steden wordt echter wel degelijk rekening gehouden met buitenlandse avonturiers die zich in het onbekende, oer-Hollandse verenigingsleven willen onderdompelen. Zo worden bij de Groningse vereniging Albertus Magnus de mores en tradities voor internationale jaargenoten vertaald tijdens de kennismakingstijd.
Bij Minerva in Leiden gebeurt dat niet, en dat had voor- en nadelen voor de ontgroening van een 24-jarige buitenlandse studente, die inmiddels goed Nederlands spreekt. ‘Tijdens de kennismakingstijd verstond ik helemaal niets’, zegt ze in het LKvV-onderzoek, ‘maar daardoor was het mentaal minder zwaar aangezien ik toch niet begreep wat voor vervelende dingen er gezegd werden. Wel vond ik het jammer dat ik de dingen die we leerden over de geschiedenis van Minerva ook niet begreep.’
De conclusie van het rapport is dat verenigingen beter hun best kunnen doen om aantrekkelijker en toegankelijker te worden voor buitenlanders. Veel leden zijn bang dat hun cultuur zal veranderen, maar die vrees is volgens de LKvV ongegrond. ‘Met de juiste benadering hoeft er niet al te veel geschaafd te worden aan de taal en cultuur binnen de vereniging.’