Staatssecretaris Van Bijsterveldt steekt zeventien miljoen extra in zogenoemde opleidingsscholen voor aankomende docenten.
Van de vijftigduizend studenten aan lerarenopleidingen van hogescholen en universiteiten zijn er momenteel vierduizend vanaf het eerste jaar in de leer bij ruim vijftig opleidingsscholen. Dat zijn samenwerkingsverbanden van lerarenopleidingen en scholen in primair, voortgezet en beroepsonderwijs, die door accrediteringsorganisatie NVAO zijn goedgekeurd.
Opleiden in de school is volgens staatssecretaris Van Bijsterveldt een mooi voorbeeld van wederzijds leren. “Studenten draaien tijdens hun opleiding direct mee in de klas waardoor ze de theorie makkelijker aan de praktijk koppelen. En op hun beurt sluiten de lerarenopleidingen beter aan bij wat er in de praktijk gevraagd wordt.” Het helpt bovendien tegen het lerarentekort. Dit voorjaar kondigde de staatssecretaris de subsidieverhoging al aan.
Ans Buys, directeur van de lerarenopleidingen van Fontys
en voorzitter van het overleg van lerarenopleidingen in het hbo, heeft haar
bedenkingen. ‘Het ministerie eist van de lerarenopleidingen dat ze meer dan de
helft van hun onderwijstijd besteden aan inhoudelijke kennisoverdracht. We nemen
dat uiterst serieus en presenteren daarom op 7 december per lerarenopleiding kennisbases, waarin gedetailleerd staat omschreven wat een afgestudeerde
leraar geschiedenis, wiskunde of Nederlands moet weten. Studenten die voor de
helft van hun tijd in de leer gaan bij een opleidingsschool, waar ze vooral
leren hoe ze moeten lesgeven, doen te weinig inhoudelijke kennis op.
Staatssecretaris Van Bijsterveldt zal een duidelijke keuze moeten
maken.’
