Het college van bestuur zou zich vaker de vraag moeten stellen: wegen de voordelen van centralisering wel op tegen de nadelen? Dit stelt docent Gerard Sweep naar aanleiding van het plan om een hogeschoolbreed inschrijvingssysteem voor cursussen en toetsen in te voeren.
Gelukkig gaat het voorlopig niet door, het plan van het college van bestuur om één inschrijvingssysteem voor cursussen en toetsen in te voeren. Dat vraagt van de student dat hij zich eerst inschrijft voor de cursus, daarna voor de toets en vervolgens zo nodig voor de herkansing. De voorbereidingstijd was te kort en de verschillen tussen de faculteiten waren te groot. Maar over een jaar kan het alsnog worden ingevoerd.
Bovendien staat het niet op zich: het plan is illustratief voor het centraliseringsbeleid dat de hogeschool voert. Is die centralisering wel altijd noodzakelijk en moet er bij centralisering noodzakelijkerwijs worden gekozen voor de meest opgetuigde variant van een regeling?
De afgelopen jaren is het inschrijvingssysteem steeds verder uitgebreid. Het heeft globaal de volgende ontwikkeling doorgemaakt:
• Bij een verplichte cursus schrijf je je alleen in voor de herkansing (en je bent automatisch ingeschreven voor de cursus en de eerste toets).
• Je schrijft je in voor de eerste kans en de tweede kans (en je bent automatisch ingeschreven voor de cursus).
• Je schrijft je in voor de cursus, de eerste kans en de tweede kans.
De informatie die noodzakelijk is voor de toetsorganisatie wordt zo telkens betrouwbaarder, maar er zijn ook grote nadelen: elke slag waarmee het inschrijvingssysteem wordt opgedraaid, betekent, HU-breed:
• Vele honderden uren extra werk voor studenten, administraties, examencommissies en studieloopbaanbegeleiders.
• Honderden studenten die een toets mislopen en dus studievertraging oplopen vanwege hun gebrekkige administratieve competenties.
• Toch zeker een stuk of tien studenten die, om dezelfde reden, tegen een Negatief Bindend Studieadvies aanlopen.
• Wolken van irritaties onder studenten en docenten (die een opdracht beoordelen maar het cijfer niet kunnen invoeren omdat de student niet ingeschreven was).
Er worden meer argumenten aangevoerd voor centralisering van de inschrijfregels: een student zou overal op de HU dezelfde regels en dezelfde uitvoeringspraktijk tegen moeten komen. Zo wordt het voor de studenten gemakkelijker om cursussen te volgen op andere faculteiten. Dit is echter nog toekomstmuziek, behalve bij de minors. En is het echt zo’n ramp als je daar af en toe een andere regel tegenkomt? Zelfs Albert Heijn heeft zijn flessenautomaat niet overal op dezelfde plek staan.
En principieel argument stelt dat de student zelf verantwoordelijk is en dus telkens zelf zijn keuzes moet maken. Dit argument zou hout snijden als die student ook keuzes heeft. Maar dit is in de eerste jaren van zijn studie niet het geval. Dan worden studenten gewoon ingedeeld in een vast programma. De enig mogelijke keuze is: wel of niet deelnemen aan de toets. Waarom zou je daar twee keer een wilsbeschikking voor moeten afgeven, eerst door je in te schrijven voor de cursus en daarna voor de toets? Een student die bij nader inzien toch niet wil deelnemen aan de toets, kan zich nog altijd uitschrijven.
Ik vind de nadelige gevolgen van centraal vastgestelde, maximale inschrijfregels te groot. Ook in andere gevallen zou het college zich vaker de vraag moeten stellen: wegen de voordelen van centralisering wel op tegen de nadelen? En kan het misschien met een pondje minder? Ik ben benieuwd wat anderen ervan vinden.
Gerard Sweep
docent School voor Journalistiek en voorzitter examencommissie Instituut voor Media
(op persoonlijke titel)