Achtergrond

FORUM Liever niet meedoen aan de beleidsvoorbereiding

De nadruk van medezeggenschap ligt op het meedenken en adviseren over het beleid van de hogeschool. Niet zozeer in het controleren van het college van bestuur. Zo betoogde René Versteegh, voorzitter van de centrale medezeggenschapsraad (CMR), in Trajectum nr 11. Maartje Fokkema en Gert Lijkendijk reageren.

De vraag is vanuit welk perspectief wordt geadviseerd of gecontroleerd? De leden van de raad van toezicht hebben geen relatie met de hogeschool. Zij vertegenwoordigen de maatschappelijke omgeving en beoordelen de hogeschool in het licht van maatschappelijke ontwikkelingen en behoeftes. Medezeggenschapsleden daarentegen vertegenwoordigen interne stakeholders: zij worden gekozen door collega’s of medestudenten, die van hen verwachten dat zij bij hun controlerende taken en adviezen het medewerkers- of studentenbelang zwaar laten meewegen.

Hoe kan de medezeggenschap dit het beste doen? Enkele leden laten participeren in de beleidsvoering, wat René Versteegh voorstelt, is in feite een onmogelijke opgave. Een individueel lid is niet in staat de inbreng te verzorgen van de raad als geheel. De raad bestaat uit verschillende geledingen en fracties, elk met hun eigen belangen en standpunten. Een individueel lid kan niet altijd overzien hoe de raad als geheel zal oordelen over een beleidsvoorstel en zal – natuurlijk met de beste bedoelingen – vooral vertrouwen op eigen inzicht.
Een ander probleem is dat het participerende lid betrokken wordt bij het perspectief van de beleidsmakers. Enerzijds is dit één van de leuke kanten van de medezeggenschap: dat je als medewerkers of student in de keuken van de bestuurder mag kijken. Aan de andere kant levert het een risico op: je verliest het perspectief van de achterban die je gekozen heeft. Je gaat kijken door de bril van de beleidsmakers.

De afgelopen jaren bleek dit risico niet ondenkbeeldig. Sommige CMR-leden gebruikten, bij hun verslag van activiteiten in een beleidsvoorbereidende commissie, zinsneden als ‘wij vinden het belangrijk dat…’ of ‘wij hebben besloten…’. Met ‘wij’ bedoelden zij dan de commissie, waarmee zij zichzelf klaarblijkelijk identificeerden.

Op het moment dat de raad een instemmingbeslissing moet nemen leidt de perspectiefwisseling tot onhelderheid. Welke criteria gaan de leden hanteren? Het ‘algemene hogeschoolbelang’? Het belang van medewerkers en/of studenten?
De onhelderheid leidt tot beslissingen die niet uit te leggen zijn. Zo vragen mijn collega’s hoe de CMR in hemelsnaam heeft kunnen instemmen met het plan om het onderwijs te gaan groeperen in onderdelen van 5 ECTS, een operatie die enorm veel tijd, geld en energie gaat kosten en die – in hun visie – weinig voordeel oplevert. Ik leg dan uit dat de operatie onderdeel is van het flexibiliseringbeleid van de HU en zeg erbij dat mijn eigen fractie AOb-ABVAKABO met dit onderdeel niet heeft ingestemd. Maar echt prettig voel ik me er niet bij: ook al stemde mijn eigen fractie tegen, als CMR-lid voel ik me toch verantwoordelijk voor de gevolgen op de werkvloer.

Kortom: ga, als medezeggenschapslid, liever niet participeren in de voorbereiding. Leden die dat doen verliezen hun geloofwaardigheid: zij worden onderdeel van de organisatie die ze moeten controleren en controleren dus zichzelf.

Maartje Fokkema
Is lid van de CMR en voorzitter van de medezeggenschapsraad van de faculteit Natuur en Techniek

Met enige verbazing heb ik de reactie van René Versteegh op mijn artikel over medezeggenschap gelezen (Trajectum nr 10). Hierin heb ik aangetoond, dat het stelsel van rechten en plichten van de medezeggenschapsraad overduidelijk de controlerende functie van de raad beklemtoont. Als René vindt dat de nadruk niet langer op het controleren moet liggen, maar op ‘het meedenken en adviseren over het beleid…’, dan wordt het hoog tijd het reglement van de raad te veranderen.

Ik krijg de indruk, dat René de controle wil overlaten aan de raad van toezicht. Want, schrijft hij: ‘De raad van toezicht is het orgaan dat (…) toezicht houdt op het college van bestuur en de hogeschool controleert’. Deze opvatting is opmerkelijk. Het moet René in de loop van de jaren toch zijn opgevallen dat controle door de raad van toezicht op een heel ander niveau en vanuit een heel ander perspectief plaatsvindt dan de controle door de CMR?
Verder verwart René de begrippen ‘medezeggenschap’ en ‘inspraak’. Hij noemt de CMR en andere medezeggenschapsraden ‘inspraakorganen’. Dat de voorzitter van de CMR deze uitspraak doet geeft te denken. Inspraak wil namelijk niets meer zeggen dan dat je je mening mag geven. Je mag meepraten, meer niet. Medezeggenschap daarentegen gaat veel verder en houdt rechten van controle en meebeslissen in.

Ik wil er nogmaals op wijzen, dat indien raadsleden participeren in beleids- en beleidsvoorbereidende commissies, zij in deze commissies geen gelijkwaardige partners van de bestuurder zijn. Dat geldt zeker voor studenten. Als René niet inziet dat deze door hem zo hooggewaardeerde participatie het risico van ongewenste beïnvloeding en zelfs manipulatie inhoudt, dan is hij wel heel naïef. De afgelopen raadsperiode heeft nogal wat voorbeelden opgeleverd van discussies binnen de raad waarbij sommige leden, na te hebben geparticipeerd in beleidscommissies, ineens ‘de taal van de bestuurder’ spraken en zich, voordat een beleidsstuk in stemming kwam, al identificeerden met het beleid van de bestuurder. Als René deze situatie wenselijk vindt, moet men zich afvragen, of de medezeggenschap aan de HU bij hem in goede handen is.

Tenslotte nog dit. René is van mening, dat ‘… de kans op succes het grootst is als je een goed contact hebt met bestuurder en stafmedewerkers’. Die bewering is tamelijk nietszeggend; je kunt er alle kanten mee op. Bedoelt hij: structurele afspraken over contactmomenten/overleg? Dan is het goed, want die afspraken moeten er zijn. Of gaat het hem om een werkbare, effectieve verstandhouding? Kan ook geen kwaad. Maar als hij met goed contact een aangename relatie bedoelt, dan is het oppassen geblazen. Dan dreigt het gevaar van een-tweetjes en achterkamertjesgedoe.                 
De relatie van de medezeggenschapsraad met de bestuurder vloeit automatisch voort uit het stelsel van rechten en plichten en behoort, wil men medezeggenschap serieus nemen, puur zakelijk te zijn.

Gert Lijkendijk
is voormalig CMR-lid en huidig lid van de raad van de faculteit Economie en Management