Nieuws

Gaan minder jongeren studeren sinds de basisbeurs is afgeschaft?

Foto: Bart Versteeg

Jongeren gaan nog altijd minder vaak naar het hoger onderwijs wanneer hun ouders zelf niet hebben gestudeerd, blijkt uit twee lijvige rapporten die minister Van Engelshoven vrijdag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

De financiële armslag van het gezin maakt voor de onderwijskansen van jongeren minder uit dan de diploma’s die de ouders ooit zelf hebben behaald, staat in analyses van de Onderwijsinspectie en onderzoeksbureau ResearchNed.

De twee rapporten zijn bedoeld om de gevolgen van het onderwijsbeleid in kaart brengen. De vraag is met name wat er is veranderd sinds de basisbeurs in september 2015 is afgeschaft: gaan jongeren nog studeren of is er een groep die niet meer durft?

Het maakt de twee rapporten politiek gevoelig: voor- en tegenstanders van het nieuwe leenstelsel zullen er munitie in zoeken om elkaar mee te bestoken. Zo ging het althans in voorgaande jaren.

Duurder
Het verdwijnen van de basisbeurs heeft studeren duizenden euro’s duurder gemaakt en dat bleef niet zonder gevolgen: in de aanloop naar het nieuwe leenstelsel gingen veel scholieren na hun examen meteen studeren (in plaats van een jaartje reizen of werken) om nog aanspraak te maken op de basisbeurs. Daardoor ontstond er een ‘boeggolf’ van eerstejaars. In september 2015 en de studiejaren erna gingen er juist minder jongeren studeren.

Het was wachten op het herstel en dat is er nu: vwo’ers en havisten gaan weer even vaak studeren als voorheen. Alleen mbo’ers lijken er iets meer last van te hebben: zij gaan toch echt iets minder vaak rechtstreeks naar het hbo dan in de jaren vóór het nieuwe leenstelsel, ziet ResearchNed. Het gaat om enkele procentpunten. Van cohort 2011/’12, ruim voor de dreiging van het nieuwe leenstelsel, stoomde 46 procent van de mbo-4-gediplomeerden meteen door naar het hbo en vier jaar later is dat 41 procent.

Maar komt het eigenlijk wel door het afschaffen van de basisbeurs? Het aandeel meteen doorstuderende mbo’ers daalt al jaren en de totale mbo-hbo-instroom (inclusief de mbo’ers die eerst een poosje gingen werken of reizen) is dit jaar juist weer ietsje hoger, voegt de Onderwijsinspectie eraan toe.

Werkelijkheid
Zo blijft het lastig om de werkelijkheid te zien achter de cijfers die in de twee rapporten zijn verzameld. Dat erkennen de onderzoekers ook. Over het algemeen lijkt het wel goed te gaan met de toegankelijkheid van het hoger onderwijs, maar wat moeten we er bijvoorbeeld van denken dat bachelors iets minder vaak aan een wo-master beginnen? Misschien gaan deze studenten liever even werken tussendoor en beginnen ze over een paar jaar alsnog aan een master. Maar goed, er zijn steeds meer masters met een selectieprocedure en ook schakelen steeds meer opleidingen over op Engels als voertaal, wat voor sommigen een obstakel kan zijn. ‘We zullen nader onderzoeken of de toegankelijkheid van het masteronderwijs daarmee onder druk komt te staan’, schrijft de inspectie.

Waar de Inspectie zich meer zorgen over maakt, zijn de verschillen tussen groepen studenten, die ‘weliswaar niet groot zijn, maar wel hardnekkig’, zoals de inspecteurs opmerken. Zo komen jongeren van niet-westerse afkomst tegenwoordig minder vaak via ‘alternatieve’ routes in het hoger onderwijs terecht: er zijn steeds minder studenten die met een hbo-propedeuse naar de universiteit gaan of die na hbo-bachelor aan een wo-bachelor beginnen. Ook aanvullende eisen zorgen voor ‘wittere’ opleidingen. Daar maakt de inspectie zich zorgen om.

Leenangst
Waar de Inspectie vooral naar de toegankelijkheid heeft gekeken, boog ResearchNed zich ook over leenangst en financiële overwegingen bij studenten. Het aantal eerstejaars studenten met een lening is gestegen van 27 naar 48 procent sinds de basisbeurs is afgeschaft. Studenten zijn ook beter op de hoogte van de leenvoorwaarden. Er zijn iets minder studenten met principiële bezwaren tegen lenen, maar zij vormen onder studenten van het nieuwe leenstelsel toch bijna de helft.

Ook hier zijn verschillen zichtbaar tussen studenten met hoogopgeleide ouders en studenten die als eerste in hun familie gaan studeren: die laatste groep werkt vaker naast de opleiding en heeft ook iets vaker een afkeer van een studielening.

Er zijn dus verschillen, maar hoe zou je die kunnen wegnemen? Een politieke beslissing op grond van deze rapporten is geen sinecure. Minister Van Engelshoven neemt er de tijd voor. Na de zomer zal ze haar plannen ontvouwen voor de kansengelijkheid en toegankelijkheid in het hoger onderwijs.

Overgang
En intussen zijn er ook nieuwe maatregelen genomen die misschien nog niet in de rapporten doorklinken. Zo wordt het collegegeld voor eerstejaars studenten gehalveerd om de toegankelijkheid van het hoger onderwijs te verbeteren en er is ook geld uitgetrokken om de overgang tussen mbo en hbo te verbeteren.