Zijn de prestaties van mbo’ers in het hbo werkelijk zo zorgwekkend? Ze lijken vooral een bliksemafleider voor grotere problemen. Enkele reacties op de bevindingen van het HOP.
Vandaag blijkt uit een analyse dat er eigenlijk maar weinig problemen zijn met mbo’ers in het hbo. Ze doen het ongeveer even goed als havisten. Mannen en allochtonen (van alle onderwijsniveaus) hebben het veel moeilijker.
‘De verschillen zijn dus niet zo dramatisch als wordt voorgespiegeld’, reageert voorzitter Ton Heerts van de MBO-raad. ‘Het heersende beeld wordt gelogenstraft dat het met mbo’ers in verhouding veel slechter gaat dan met anderen in het hbo. We moeten mbo’ers vooral stimuleren om – als ze dat zelf willen – richting het hbo te gaan.’ Want ze kunnen het best, wil hij maar zeggen.
De zorgen over mannen en niet-westerse allochtonen verdienen nationaal aandacht, voegt hij daaraan toe. Inderdaad lijken die groepen onder te sneeuwen door de sterke focus op mbo’ers. Voor mannen en allochtonen maakt het kabinet geen miljoenen vrij, zoals voor mbo’ers.
‘Bij economische hbo-opleidingen vallen mannelijke studenten bij bosjes uit’, reageert voorzitter Jan Sinnige van het Interstedelijk Studenten Overleg. ‘Dit is een groot structureel probleem dat vreemd genoeg nog steeds niet opgelost lijkt te worden.’
Enthousiaster onthaal
‘Het is geen verrassing dat mbo’ers het prima doen als ze eenmaal door hun eerste jaar heen komen’, meen Jarmo Berkhout van de Landelijke Studenten Vakbond. Maar nu de basisbeurs is afgeschaft durven ze niet meer zo snel naar een hogeschool te gaan, stelt hij. ‘De minister moet er dus werk van maken mbo’ers in het hbo te krijgen én ze daar te houden als ze er eenmaal zijn.’
Misschien is het goed om mbo’ers wat enthousiaster te onthalen. Onderwijsdeskundige Pim Breebaart, gepokt en gemazeld bestuurder in het hoger beroepsonderwijs, denkt dat mbo’ers een positiever imago verdienen. ‘Het is belangrijk dat bestuurders en docenten van de hogescholen gaan reflecteren op hun eigen benadering van de mbo’er’, zegt hij. ‘Men koestert te lage verwachtingen van deze studenten en zegt dat in alle toonaarden. Een student die van het mbo komt, hoopt diep van binnen dat de hogeschool hem zal steunen en coachen, maar voelt vanaf dag één onderhuids cynisme. Sommigen slaan zich er knap doorheen, maar anderen redden het niet – ondanks de vele goede docenten die er ook zijn. Ze raken ontmoedigd bij de gedachte aan alle teleurstellingen in de studie en daarna.’
Opleidingen kunnen beter bij zichzelf te rade gaan, meent hij: ‘Het geeft te denken dat het diplomarendement van mbo’ers bij economie en de lerarenopleidingen iets lager is dan van havisten. In beide gevallen zijn Nederlandse taalvaardigheid en wiskunde en statistiek struikelvakken. Je zou zeggen, dan gaan we de mbo’ers helpen.’
Tegengeluid
Een genuanceerd tegengeluid klinkt er ook. Voorzitter Ron Bormans van de Hogeschool Rotterdam heeft zich weliswaar altijd verzet tegen de ‘vaak en onterecht geventileerde opvatting dat de mbo’er het slecht doet’, maar hij maakt zich toch zorgen.
Want in het hele hbo kachelt het studiesucces de laatste jaren achteruit. Bormans: ‘We zagen in de cijfers dat de mbo’er sneller terrein aan het verliezen was dan de havist’. Het gaat dus best goed met mbo’ers, zegt hij, het gaat alleen steeds minder goed.
‘Onze zorgen zijn altijd gebaseerd geweest op de trend en minder op de absolute getallen’, voegt hij eraan toe. Hij wijst erop dat allochtonen vaak via het mbo naar het hbo komen. De emancipatie stokt als mbo’ers in de problemen raken of door strengere toelatingseisen niet meer naar het hbo gaan.
De mbo-studenten van belangenorganisatie JOB willen graag onderstrepen dat mbo’ers heus niet allemaal naar het hbo hoeven. ‘Het gepush dat er meer mbo’ers moeten doorstromen is niet altijd goed’, zegt voorzitter Rick de Wijk, ‘want ook het mbo is een prima eindstation voor iemand die gewoon op zijn of haar niveau zit.’
Al is hij ook blij dat de positieve kant van het verhaal eens wordt verteld. ‘Het zou best kunnen dat er voor mbo-studenten een extra drempel is opgeworpen door alle negatieve aandacht die er voor doorstroom is geweest.’