Achtergrond

‘Het is tijd om een centraal loket voor alumni te beginnen’

Bijeenkomst van alumnivereniging Fyveau van Fysiotherapie

De ene opleiding onderhoudt een LinkedIn-pagina voor alumni. Bij de ander is een vereniging voor oud-studenten actief. Weer een andere opleiding doet niets voor alumni. Er bestaan nogal wat verschillen bij de instituten en opleidingen. Dick de Haan is alumnicoördinator bij HUpabo en lid van de HU-werkgroep voor alumnicoördinatoren. Hij pleit voor de oprichting van een HU-loket voor alumni.

Als stagebegeleider raakte Dick de Haan betrokken bij een project voor startende leraren. Veel van hen ervaren een shock bij de overgang van stage naar een baan in het basisonderwijs, waardoor ze ook vaak afhaken. Een van de adviezen uit dat project was dat de pabo’s werk moeten maken van nazorg voor hun oud-studenten, bijvoorbeeld door beleid voor alumni. ‘Dat was er anno 2016 bij de pabo van de HU helemaal niet, dus dat kwam op mijn bordje terecht’, zegt hij. Maar hoe te beginnen?

Op de HU bleek er geen centraal beleid te zijn. Wel waren er binnen de opleidingen mensen bezig met alumnicontacten, zonder dat ze het van elkaar wisten. Dit leidde tot het initiatief voor een HU Alumnicoördinatoren Netwerk. De eerste bijeenkomst trok zo’n 25 personen. ‘We willen structureel aandacht voor alumnibeleid op HU-niveau’, zegt De Haan. Een gesprek met collegelid Anton Franken, die alumni in zijn portefeuille heeft, leidde tot een eerste onderzoek door de Dienst Marketing & Communicatie.

Is bekend hoeveel opleidingen en instituten zich met alumni bezighouden?
‘Dat weet ik niet precies en dat komt ook uit het onderzoek niet naar voren. Er is met 31 mensen gesproken die zich op een of andere manier met alumni bezighouden. Maar misschien zijn het er meer.’

‘Bij een kwart van de instituten gebeurt vrijwel niets met oud-studenten’

Het onderzoek maakt duidelijk dat er veel verschillende initiatieven bestaan: LinkedIn-pagina’s, alumnibijeenkomsten, nieuwsbrieven en alumniverenigingen.‘De verschillen zijn inderdaad groot. Er bestaan zeven alumniverenigingen, een aantal docenten heeft als taak het onderhouden van contacten met oud-studenten, maar bij een kwart van de instituten gebeurt vrijwel niets op dit gebied.’

Enkele cijfers uit het onderzoek: Gemiddeld wijst een opleiding of instituut 70 uren per jaar toe voor alumniwerkzaamheden. Maar dat aantal loopt behoorlijk uiteen. Zo krijgt 35 procent van de ondervraagde medewerkers 40 tot 60 uren per jaar. Bij een kwart zijn zelfs geen uren toegekend. Daar staat tegenover dat zo’n 15 procent meer dan 100 uren krijgt.

Nog meer cijfers: Gemiddeld ontvangen instituten en opleidingen van de HU 3000 euro per jaar voor alumni-activiteiten. Ruim een derde ontvangt een vast bedrag tussen de 1000 en 10.000 euro per jaar en zo’n twintig procent krijgt een bedrag op aanvraag. Een kwart krijgt niets.

Wat zeggen die cijfers?
De Haan: ‘Er zijn opleidingen en instituten die flink werk maken met alumnicontacten en anderen krijgen er geen geld voor of stellen er geen uren voor beschikbaar. Als we als HU alumnibeleid belangrijk vinden, moeten we mensen faciliteren om dit mogelijk te maken. Als ik naar mijzelf kijk: ik  heb hier een dag in de week voor. Maar zelfs daarmee lukt het me nauwelijks om alle werkzaamheden in die tijd uit te voeren.’

‘Geef alumni een rol als gastdocent of als coach van een studentengroep’

Waarom is het belangrijk om contacten met oud-studenten te onderhouden?
‘Op die manier kun je intensieve relaties onderhouden met het werkveld. Daar is veel praktische kennis aanwezig en die is veel actueler dan in ons curriculum. Haal de mensen uit de praktijk naar binnen. Laat ze met studenten praten over de theorie van de docent. Geef ze een rol als gastdocent of als coach van een studentengroep. Regel via hen stage of afstudeerplekken. Zo haal je die kennis de opleiding binnen.’

In Amerika doneren veel alumni geld aan hun oude alma mater. Speelt dat ook mee?
‘Nee, in Amerika is de bekostiging van universiteiten veel meer een particuliere zaak. In Nederland financiert de overheid voor een groot deel de hogescholen en universiteiten. Opbrengsten uit alumnicontact bij hogescholen liggen meer op het terrein van deelname, praktische input en werkveldcontacten.’

Is het niet juist goed om het aan de opleidingen en instituten zelf over te laten hoe ze met alumni omgaan in plaats van HU-breed beleid voor te schrijven?
‘Het is op dit moment inderdaad zo dat instituten het zelf moeten uitvogelen. En het is ook goed dat de instituten de activiteiten zelf organiseren. Zij kennen bijvoorbeeld de doelgroep het beste. Maar in strategische plannen van de HU en bijvoorbeeld de Vereniging Hogescholen wordt aangedrongen om contacten met de alumni aan te trekken. Dus er bestaan formele argumenten om daar beleid op te maken. Er zou een centraal loket met een coördinator moeten komen, waar mensen die zich met alumni bezighouden kunnen aankloppen voor ondersteuning en om te sparren. Zoiets bestaat op andere terreinen, zoals het Honoursprogramma voor studenten die iets extra’s willen doen.’

Heeft de HU ook iets te bieden aan oud-studenten?
‘Ik pleit ervoor om een adviesfunctie of helpdesk voor alumni te organiseren; juist ten gunste van professionele groei na het afstuderen. Bijvoorbeeld als iemand vastloopt in zijn baan of iemand die tien jaar in het vak zit en iets anders wil gaan doen. Ook zouden alumni bij de hogeschool voor juridisch advies terecht kunnen. In plaats van bij allerlei dure consultantsbureaus aan te kloppen, kunnen zij zich laten adviseren bij een van de opleidingen. De HU heeft enorm veel expertise in huis. Als dit van de grond komt dan is het vervolgens ook denkbaar dat de oud-student ontdekt dat hij of zij hier ook verder kan studeren in de deeltijd of een master. Zo geef je het idee van “een leven lang leren” daadwerkelijk handen en voeten.’