Nieuws

‘Hogere kwaliteitseisen zetten toegankelijkheid onder druk’

De kwaliteit van het hoger onderwijs stijgt, constateert inspecteur-generaal Annette Roeters verheugd. Maar de keerzijde van de medaille is dat eerstejaarsstudenten vaker afhaken en de toegankelijkheid onder druk komt.

De hogere keuringseisen van de NVAO en de zwaardere selectie in het eerste jaar kunnen ertoe leiden dat de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in gevaar komt. De hoogste baas van de Onderwijsinspectie zei dit woensdag op het het Nationaal Hoger Onderwijs Congres.

De eerste tekenen zijn mogelijk al zichtbaar: de instroom in de bacheloropleidingen van het hbo stagneerde in 2012 en het aantal universitaire eerstejaars daalde zelfs. De inspectie gaat deze instroomcijfers naast demografische gegevens leggen. Als er minder jongeren zijn is er niets aan de hand, en anders zien ze misschien op tegen een studie.

Kwaliteitscultuur
Het is geen wonder dat opleidingen meer eisen stellen aan hun studenten. Sinds het accreditatiestelsel is aangepast, moeten opleidingen zelf harder hun best doen om door de NVAO-keuring te komen, zei Roeters. Ook de nieuwe instellingstoets van de NVAO heeft volgens haar een heilzaam effect op de onderwijskwaliteit. Terwijl veel opleidingen zich vroeger konden beperken tot de voorbereiding op de zesjaarlijkse NVAO-keuring, ontstaat er nu zoiets als een 'kwaliteitscultuur'.

Dat lijkt effect te hebben. Van de zittende bachelorstudenten is 68 procent in het algemeen tevreden over zijn opleiding en daalde het aandeel ontevredenen de afgelopen drie jaar van tien naar acht procent. Bij de universiteiten is zelfs tachtig procent van de studenten content.

Verschillen tussen hogescholen
Bovendien is er, vooral in het hbo, nog aardig wat winst te boeken. Roeters wees op de grote verschillen tussen hogescholen: bij sommige is maar 55 procent van de studenten tevreden en bij andere 88 procent. Of een hogeschool klein of groot is speelt daarbij geen rol. Ook in het wo is ruimte voor verbetering, al zijn de verschillen daar kleiner, namelijk tussen de 75 en 91 procent.

Minder goed nieuws is de nog altijd toenemende uitval onder eerstejaars. In het hbo wisselt één op de vijf eerstejaars van opleiding en stopt achttien procent helemaal met studeren. Aan de universiteit switcht 27 procent van de eerstejaars en stopt acht procent. Dat laatste getal is volgens Roeters vooral lager omdat wo-studenten kunnen overstappen naar het hbo.

Ze wijt de hoge studie-uitval aan het strengere bindende studieadvies en de toegenomen selectiviteit in de propedeuse, die niet gecompenseerd wordt door betere intake, programmering en begeleiding.