Hoe weten we eigenlijk welke hogeschool de beste is? We zouden helemaal geen ranglijstjes moeten maken, vindt voorzitter Ron Bormans van de Hogeschool Rotterdam. Maar vergelijkingen zeggen echt iets, antwoordt de Keuzegids.
Collegevoorzitter Bormans van de Hogeschool Rotterdam schreef een blog over de ranglijst van de Keuzegids HBO, waar zijn eigen hogeschool niet zo goed in scoort. Misschien moeten we eens kritisch nadenken over het maken van ranglijsten, zegt hij. Overigens scoort zijn hogeschool net iets hoger dan gedacht: de Keuzegids heeft vandaag een paar scores gecorrigeerd.
Eigenlijk zouden andere hogescholen deze discussie moeten aanzwengelen, meent Bormans, zoals Avans en de Christelijke Hogeschool Ede. Die staan namelijk bovenaan in de lijstjes en zijn niet kwetsbaar voor de kritiek dat ze gewoon van hun eigen lage score balen. Bormans gaat donderdag met zijn collega’s van die twee hogescholen praten.
Twijfel
Maar Bormans heeft dus twijfel bij de aanpak van de Keuzegids. Waarom telt het oordeel van studenten voor zeventig procent mee en het oordeel van deskundigen maar voor tien procent? En waarom telt studiesucces voor twintig procent mee? En is het erg als iemand van studie wisselt of pas na zeven jaar afstudeert? In de dichtbevolkte Randstad is zo’n overstap volgens hem ook makkelijker dan elders in het land. Je zou ook heel andere indicatoren en verhoudingen kunnen kiezen, meent hij, en dan ziet de ranglijst er mogelijk anders uit.
Hij is niet tegen het verspreiden van zulke informatie, wil hij benadrukken. ‘Als jonge ambtenaar op het ministerie van Onderwijs stond ik aan de wieg van de Keuzegids en studentenenquêtes. Ik ben een van de ontwerpers van het gedachtegoed. Jongeren hebben het recht om goed geïnformeerd te zijn over de opleiding die ze gaan kiezen: hoe tevreden zijn studenten, wat zijn de carrièrekansen, wat vinden deskundigen ervan?’
Maar wat de Keuzegids aan alle informatie toevoegt, is een kwaliteitsoordeel en een ranglijst. En daar zit willekeur in, meent de Rotterdamse voorzitter. ‘Studiekiezers moeten niet alleen bij ons komen kijken, maar ook eens naar Den Haag of Amsterdam gaan. En ze moeten goed kijken naar de informatie. Maar daar heb je allemaal geen ranglijst voor nodig.’
Zere plek
Studenten hebben overigens ‘altijd gelijk’, voegt Bormans eraan toe, ‘en ze leggen ook vaak de vinger op de zere plek’. Maar de trend is eigenlijk veel belangrijker dan de precieze score. ‘Als het steeds beter of steeds slechter gaat, is er altijd iets aan de hand. Die relatieve verandering biedt meer informatie dan het absolute getal.’
Gevraagd naar een reactie zegt directeur Frank Steenkamp van de Keuzegids ook dat vooral de bewegingen iets zeggen. ‘Wij zeggen altijd: we kijken door een klein venstertje van studentoordelen en studiesucces naar de opleidingen, en dat is niet helemaal hetzelfde als kwaliteit meten. Maar het zegt wel iets.’
Nadenken over zijn aanpak doet Steenkamp ook. ‘We vergelijken alles wat los en vast zit, maar het gaat ook om de betekenis. De deskundigenoordelen komen uit de zesjaarlijkse accreditaties van de NVAO en die zijn gemiddeld meer dan drie jaar oud. Ze zijn dus niet zo actueel. Studiesucces is belangrijk, maar gaat ook over lichtingen studenten die vijf, zes jaar geleden van start zijn gegaan.’
Actueel
Daarom geeft hij meer gewicht aan studentenoordelen. Die blijken een redelijke voorspeller van oordelen drie jaar later. Niet acht jaar later. Maar als studenten nu ontevreden zijn en jij begint aan die opleiding, is de kans groot dat jij ook ontevreden zult zijn. Die oordelen zijn dus actueel en ze gaan over van alles: de faciliteiten, de docenten, de voorbereiding op de loopbaan…’
Natuurlijk kan het beter. ‘Wij zijn de eersten om daarvoor suggesties te doen.’ Vroeger werden studenten in de Nationale Studenten Enquête ook benaderd als ze waren afgehaakt, geeft Steenkamp als voorbeeld. ‘Nu gebeurt dat niet meer, terwijl het misschien heel relevant kan zijn. Juist afhakers kunnen relevante feedback geven.’
Ook zou Steenkamp graag per opleiding en per onderwijsinstelling informatie willen hebben over de kans van afgestudeerden op een baan. ‘Maar daar werken onderwijsinstellingen niet aan mee.’
Reputatie
Hoe je een betere vergelijking zou kunnen maken? Bormans weet dat ook niet precies en wil liever helemaal geen ranglijsten. ‘Reputatie weegt zwaar tegenwoordig en de Keuzegids is een belangrijk instituut geworden. Kijk hoe de pers ermee omgaat. Misschien hechten we er wel te veel gewicht aan. Je kunt zulke informatie beter gebruiken om het gesprek te openen. Dat doen we binnen onze hogeschool ook.’
Steenkamp pakt de handschoen op. Als experiment maakt hij een ranglijstje waarin alleen de deskundigenoordelen en het studiesucces meewegen, zonder het oordeel van studenten, om te kijken wie er dan bovenaan staat en wie onderaan. Die ranglijst brengt hij vrijdag naar buiten.
Bormans waardeert dat wel, zegt hij, maar denkt dat de discussie dieper zou moeten gaan dan eens een ander ranglijstje maken. ‘Een zwaarder accent op studiesuccesfactoren zal de twijfel over de geldigheid niet wegnemen. Bovendien weet ik wel waar we dan staan in dat lijstje. En andere randstadhogescholen idem. Het gaat me om het fenomeen van de lijst an sich.’