Achtergrond

Hoogezand… Sappemeer… Sneeuw… Hagel…

Het basisonderwijs wil hervormen…

De onderwijsmethodes in Suriname zijn sterk verouderd en de Nederlandse invloed in het lesmateriaal is nog steeds enorm. Op basisscholen in het bloedhete, tropische Paramaribo zitten kinderen voorovergebogen boven afgesleten Nederlandse schoolboekjes te lezen over Hoogezand, Sappemeer, sneeuw en hagel. Tijd voor verandering.

Het onderwijssysteem dat Suriname nu kent is oorspronkelijk afkomstig uit Nederland. Zelfs na de onafhankelijkheid heeft Suriname de trends van de voormalige kolonisator gevolgd. ‘Zo hebben we ook Mulo-scholen en zelfs een Nederlands lyceum in Paramaribo’, vertelt directeur Ricardo Kenswil van het Rooms-katholieke Bijzonder Onderwijs. ‘De overheid is nu ook bezig om hier het vmbo-systeem in te voeren.’ Veel lesmateriaal is afkomstig uit Nederland, wat volgens basisschooldirecteur Chin-See-Chong kan leiden tot vreemde situaties. ‘In onze leerboeken staan opdrachten over hagel en sneeuw. Dat kennen we hier helemaal niet. Het sluit totaal niet aan bij de belevingswereld van de leerlingen.’
Sinds de onafhankelijkheid in 1975 zijn er voor een aantal schoolvakken Surinaamse leermethodes ontwikkeld, maar deze zijn daarna nooit meer vernieuwd. Er worden wel extra aantekeningen bij gemaakt, maar als je de boekjes mag geloven, bestaat de Sovjet-Unie nog steeds. Het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (MINOV) heeft inmiddels ambitieuze plannen voor onderwijshervormingen in het basisonderwijs. Kleuteronderwijs, lager onderwijs en de onderbouw van het middelbare onderwijs moeten worden samengebracht in een elfjarige basisschool, waar in de laatste drie jaar (het zogenoemde ‘basisonderwijs’) alle leer­lingen dezelfde lesstof krijgen aangeboden. Hiermee willen ze het hoge uitvalpercentage tegengaan. Het curriculum zal bestaan uit traditionele vakken als taal, rekenen en geschiedenis, maar ook nieuwe vakken waaronder informatica, milieukunde en basic life skills.
Het idee is om de hervormingen in de loop van 2011 door te voeren, maar de plannen van het MINOV kunnen rekenen op veel weerstand. Delen van het onderwijsveld, het maatschappelijk middenveld en ook enkele politici zijn niet voldoende overtuigd van het nut van het programma, waardoor het draagvlak en de zo noodzakelijke ondersteuning uitblijft. Na een voorbereidingsperiode van een aantal jaar is er een kleine start gemaakt.

…maar het voortgezet onderwijs blijft steken in het verleden…

De plannen voor het elfjarig basisonderwijs worden stap voor stap uitgevoerd, maar hervormingen in het vervolgonderwijs laten op zich wachten. Wanneer scholieren de basisschool verlaten met moderne kennis, komen ze op de middelbare school weer de verouderde lesstof tegen.
‘We zijn ons bewust van de verouderde lesstof’, vertelt hoofd curriculumontwikkeling Soenderpersad Hanoeman. ‘We hebben simpelweg niet genoeg geld om nieuwe methoden te ontwikkelen.’ Maar dat is niet het enige probleem. ‘Het gaat er ook om hoe docenten de informatie overbrengen. We hebben docenten van een hoger niveau nodig en met meer kennis.’
Bij de vakken geschiedenis en aardrijkskunde bestaat er al wel een vernieuwde Surinaamse methode, maar bij Nederlands en wiskunde gebruiken docenten vaak nog Nederlandse boekjes uit de jaren zeventig. Mevrouw van Ham, onderdirectrice van de meisjes-mulo Louiseschool in Paramaribo, vertelt over de gevolgen: ‘We slaan veel teksten en opdrachten over, omdat de kinderen niets begrijpen van verhalen over pretparken. Die heb je niet in Suriname, we hebben zelfs geen kermis.’ Om de lesstof toch actueel te houden halen veel scholen hun materiaal uit kranten en tijdschriften.

‘Dit probleem bestaat al dertig jaar’, zegt geschiedenisdocent Jong-A-Hung. ‘Ik ben 27 jaar en weet niet beter.’ De leerlingen krijgen samenvattingen en kopieën van hun lesboeken. Plaatjes zijn er nauwelijks in te vinden en kinderen hebben daarom moeite zich in de geschiedenis in te leven. Ook stagiair Frans Giebels merkt dit tijdens zijn lessen: ‘Laatst vroeg ik of de kinderen een middeleeuws dorp wilden tekenen. Een leerling tekende naast een kasteel een supermarkt.’
Volgens Giebels is er weinig ruimte om met leerlingen de diepte in te gaan.
Zo kan hij niet over paleis Versailles vertellen wanneer de Franse Revolutie wordt behandeld. ‘In het hoofdstuk over de Tweede Wereldoorlog wordt er kort ingegaan op de jodenvervolging. Het is de leermethode hier. Ik loop inmiddels zes weken stage en ik kan nu al zeggen dat de lessen vooral worden ingevuld met lezen uit het boek, op het bord schrijven en stampen.’ De wensen voor een nieuwe methode zijn eenvoudig. ‘We willen meer plaatjes, voorbeelden en opdrachten in de boeken hebben. Het moet allemaal wat leuker worden voor de kinderen.’

Goud zoeken of met je neus in de boeken?

Vijftig procent van de kinderen in het binnenland van Suriname verlaat vroegtijdig de lagere school. Leren in de schoolbanken is namelijk minder aantrekkelijk dan geld verdienen met goud zoeken. De stichting Alembo, opgericht door twee oud-HU-studenten, wil die uitval tegengaan.

In oktober reizen Remy van den Bosch en Jord Huffels, beiden net afgestudeerd aan de faculteit Economie en Management van de Hogeschool Utrecht, af naar Suriname. Ze nemen twee pabo-studentes mee die een onderwijsplan maken met didactische uitleg voor vrijwilligers die in de toekomst willen meehelpen om onderwijs in Suriname te stimuleren.
‘Als deze plannen zijn ingevoerd en blijken te werken, kunnen er ook vrijwilligers meehelpen die geen onderwijservaring hebben’, vertelt initiatiefnemer Van den Bosch. Uiteindelijk willen de twee het project uitvoeren in alle dorpen van het noordoostelijke district Marowijne. ‘Het liefst in het hele binnenland.’
In het afgelegen dorp Langatabbetje krijgen de heren hulp van Boike Tojo. Deze in Paramaribo woonachtige, maar in Langatabbetje opgegroeide Surinamer, zag als jonge jongen met eigen ogen hoe steeds meer van zijn vrienden en familieleden voor­tijdig stopten met school. Dat komt omdat het schoolsysteem veel gebreken vertoont, legt Tojo uit. ‘De kinderen spreken thuis Sranan Tongo of Paramakaans, maar op school krijgen ze les in het Nederlands. Omdat de leerlingen dit niet verstaan schakelen de leraren vaak over naar het Paramakaans, waardoor er niets gebeurt aan de taalachterstand van de kinderen.’

Naast taalachterstand is er nog een reden waardoor een groot deel van de leerlingen voortijdig stopt. In het Marowijne gebied is goud te vinden en voor veel oudere leerlingen heeft dit een grote aantrekkingskracht. ‘Sommige leerlingen blijven zo vaak zitten dat ze op hun 16e nog niet klaar zijn met de lagere school. Om hen heen zien ze broers en ooms met gouden kettingen en op die leeftijd is het moeilijk om het belang van onderwijs te zien, dus gaan ze voor het geld.’
Tot oktober reist Tojo elke maand van Paramaribo naar Langatabbetje om leerlingen te motiveren naar school te blijven gaan. Hij krijgt daarbij hulp van het stamhoofd. ‘Iedereen in het dorp kijkt tegen deze man op. Als de leerlingen slagen voor hun examen op de basisschool krijgen ze hun diploma uitgereikt door het stamhoofd. Hierdoor krijgt het diploma een extra waardevolle betekenis.’

Opleiding psychologie: 1-0 voor

Begin dit schooljaar is op de Anton de Kom universiteit (AdeK) in Paramaribo de eerste opleiding psychologie van Suriname van start gegaan. De vijfentwintig studenten die de opleiding op dit moment volgen zijn na hun studie in ieder geval verzekerd van een baan.

‘Net als in veel andere landen is ook in Suriname de drempel om naar een psycholoog te stappen de laatste jaren aanzienlijk verlaagd’, zegt Carlo Badal, coördinator van de opleiding psycho­logie aan de AdeK. De weinige psychologen die het land op dit moment kent hebben allen hun studie genoten in het buitenland. Badal stelt dat een psycholoog die is opgeleid tussen zijn landgenoten begint met een 1-0 voorsprong op collega’s die dit niet hebben gedaan. ‘Je begrijpt elkaar toch sneller wanneer je uit dezelfde cultuur komt.’
Daarnaast zijn er nog twee praktische redenen die de oprichting van de opleiding in de hand hebben gewerkt. Ten eerste is de tijd dat Surinamers eenvoudig een Nederlands verblijfsvergunning kunnen krijgen voorbij en ook financieel gezien behoort studeren in het bui-tenland voor een groeiend aantal Surinamers niet langer tot de mogelijkheden. ‘Collegegeld in Suriname bedraagt omgerekend zo’n 120 euro’, zegt Badal. ‘In Nederland is dat al gauw het tienvoudige’. Bovendien is de band met familie in Nederland niet meer zo nauw als een paar jaar geleden. ‘De Surinamers die nu in Nederland wonen zijn alweer de derde generatie. Voor onderdak kun je niet meer zo snel bij familie terecht.’
De opleiding wordt mede mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van de Nederlandse organisatie Twinningfaciliteit Suriname-Nederland en is tot stand gekomen in samenwerking met de Erasmus Universiteit Rotterdam. Laurine Ruijten was hier tot vorig jaar nog werkzaam als programmacoördinator van de bachelor psychologie. Inmiddels vervult ze samen met Badal in Suriname dezelfde taak. Hoewel de opleidingen in principe weinig verschillen, is werken in de tropen voor haar toch even wennen. ‘Je moet er rekening mee houden dat stroom en internet ineens kunnen uitvallen. Ook is er weinig geld beschikbaar. Ik wil meer gebruik maken van digitale tijdschriften, maar de universiteit kan de abonnementen niet betalen.’

De opleiding is gestoeld op een probleemgestuurde aanpak van leren. Studenten werken in kleine groepen samen aan psychologische problemen en bestuderen zelfstandig de literatuur. Psychologie is de eerste opleiding op de AdeK die op deze manier werkt. Voor student Stefany is het nog even wennen. ‘Ik merk ook dat sommige docenten moeite hebben om zich aan te passen. Zelf vind ik het een fijne manier van leren. Het is doelgericht.’

Utrechtse schooltas in Paramaribo

De stichting Sabanapeti stuurt jaarlijks zeventig schooltassen met schoolmateriaal vanuit Utrecht naar Paramaribo. Met dit initiatief worden ouders van schoolgaande kinderen ondersteund, die school niet kunnen bekostigen. Een van de tassen staat elke schooldag onder het bureau van de dertienjarige Gamile.

Het is druk in het kleine huis waar Gamile Sno met zijn ouders woont. Zijn opa, tante, neefje en nichtje kijken toe wanneer hij in het kamertje van vijftien vierkante meter de inhoud van zijn schooltas op tafel uitstalt. Een rekenmachine, een kleine zwarte agenda, een leren etui waarop hij met blauwe balpen ‘Jezus’ heeft geschreven en schriften die volstaan met zinnen en rekensommen. De middelbare scholier is zeer bescheiden. ‘Ik vind het leuk dat ik die spullen krijg’, zegt hij enkel.

Gamile is één van de kinderen die een gratis schooltas heeft gekregen van de Utrechtse stichting Sabanapeti. Deze stichting voert kleinschalige en duurzame ontwikkelingsprojecten uit in het binnenland van Suriname en in Paramaribo en omgeving. De onderwijs-, werkgelegenheids- en woningbouwprojecten zijn bedoeld om de leefomstandigheden te verbe­teren van de Marrons, afstammelingen van Afrikanen die door slavenhalers in het verleden onder dwang naar Suriname zijn gebracht. De moeder van Gamile is enthousiast over de stichting. ‘De eerste schooltas die we kregen was van slechte kwaliteit en ging kapot. Toen heeft Gamile een brief geschreven naar meneer Pakosie, de voorzitter van Sabanapeti. Hij kwam persoonlijk een nieuwe tas brengen tijdens zijn vakantie in Suriname.’

De hulp vanuit Nederland is welkom bij de familie Sno, aangezien de financiële steun die zij van de Surinaamse overheid krijgen tekortschiet. ‘Kinderbijslag is nog niet eens een euro per maand’, vertelt de tante van Gamile. ‘Ze willen het verhogen, maar ook al vertienvoudigen ze het, dan heeft het nog weinig zin.’
Directrice Lianda Bonapart van de A.T. Calorschool, de middelbare school waar Gamile les krijgt, merkt dat armoede en een zwak sociaal milieu van
invloed zijn op de prestaties van de leerlingen. ‘Het stremt hun prestaties en motivatie op school.’ Toch zijn er weinig schoolverlaters in Paramaribo, volgens Bonapart. Als de nood hoog is geeft de school de kinderen te eten en zelfs uitstel van betaling. En ook een tas met schoolspullen lijkt een welkome toevoeging voor de kinderen. ‘De meeste leerlingen hebben de ambitie om school af te maken en verder te leren’, vertelt de directrice. Dit geldt ook voor Gamile: ‘Ik wil later politieagent worden’, vertelt de jongen.
Net als zijn vader.