In november 2020 stond Rob Zwitserlood in Trajectum met het artikel Zes procent van de kinderen heeft TOS. Deze onderzoeker probeert ze te helpen, voor het te laat is. Inmiddels heeft het Lectoraat Logopedie, samen met het bedrijf Game Tailors, met het prijzengeld (10.000 euro) van de SIA RAAK Award een serious game doorontwikkeld: Bouke Bouwt.
‘Als ze niet behandeld worden, zien we vaak dat jongeren met TOS zich terugtrekken in situaties waarbij ze niet hoeven te praten. Ze gaan in de bouw of werken aan de kassa. We zien vaak dat ze moeite hebben met het opbouwen van vriendschappen of met liefdesrelaties.’
Onderzoeker Rob Zwitserlood houdt zich bezig met kinderen met TOS, een taalontwikkelingsstoornis. Hij ontwierp, samen met collega’s, partners en studenten een game die sinds twee maanden wordt gebruikt door logopedisten. Eind deze maand kunnen de kinderen de game ook thuis gebruiken met een app.
In elke klas zitten twee kinderen met TOS
Zwitserlood: ‘Iedereen weet wat autisme is of dyslexie. Terwijl er veel meer kinderen zijn met TOS, maar die zijn onzichtbaar. Het is geen lichamelijke stoornis en je kunt niets aan ze zien. In elke klas zitten er twee kinderen met TOS, het gaat om zes procent van het totaal.‘
Normaal gesproken heeft een kind rond zijn vierde goed leren praten. Na één keer horen onthouden ze een nieuw woord al. Bij kinderen met TOS lukt dat niet. Zwitserlood: ‘Deze kinderen spreken het woord ‘straks’ bijvoorbeeld uit als ‘tak.’ ‘Klok’ wordt ‘kok.’ Of het ontbreekt ze aan diepere woordkennis. Om het woord ‘woestijn’ uit te leggen komen ze bijvoorbeeld niet verder dan ‘zand.’ Terwijl andere kinderen het kunnen uitleggen met woorden als droogte, regen, cactus en Afrika.’
Hoe werkt Bouke bouwt?
De game gaat over buitenaardse wezens die willen helpen bij het opruimen van onze planeet, maar dan wel in ruil voor het leren van onze taal. Als het kind een goede zin bouwt, zuigen de aliens plastic uit de oceaan, planten boompjes en repareren windmolens. Hoe meer goede zinnen hij maakt, hoe meer beloning het kind verdient.
De mijlpalen van taalontwikkeling bij kinderen van nul tot vier jaar zijn redelijk standaard. Kinderen gaan het woord ‘ik’ gebruiken of gaan van driewoordzinnetjes naar vier- en vijfwoordzinnetjes. Wanneer een kind achterloopt, weten logopedisten over het algemeen wat te doen. Vanaf een jaar of zeven worden de problemen ingewikkelder. De game is bij uitstek geschikt om langere zinnen mee te maken, aldus Zwitserlood. ‘Deze kinderen zijn vaak visueel sterker dan auditief en daar speelt Bouke bouwt op in. Sommigen vinden het zo leuk dat ze niet meer willen stoppen.’
Samenwerking met Game Tailors
Het lectoraat ontwierp de game samen met logopedisten, kinderen met TOS en gamestudio Game Tailors, maar droeg hem uiteindelijk over aan Game Tailors, het bedrijf gespecialiseerd in serious games. Zwitserlood is zeer te spreken over de samenwerking met deze partner. ‘Zij hebben het spel twee maanden geleden op de markt heeft gebracht en hebben de commerciële rechten. Maar alle hbo-studenten en docenten logopedie mogen hem blijven gebruiken, met een inlogcode. Game Tailors bestaat uit een klein team dat niet gaat voor het grote geld. Ze geven logopedisten uitgebreid de mogelijkheid om het spel uit te proberen, creëren er een gemeenschap omheen en vragen voortdurend naar wat er beter kan.’
Hester Leerdam is één van de negen werknemers van Game Tailors. De game heeft inmiddels 523 gebruikers, waarvan 443 er geen geld voor betalen. Hij kost 60 euro per jaar, en voor de ongelimiteerde versie betaal je een paar tientjes meer. Leerdam: ‘Zwitserlood is nog steeds betrokken. Als er iets even niet werkt, mailt hij onmiddellijk terug met een suggestie voor een oplossing. Ik ervaar de samenwerking als uitstekend.’
Mooi, maar niet voor alle kinderen
Franske van Hassel is logopedist met een praktijk in Amsterdam-West. Ze heeft Bouke bouwt aangeschaft en uitgeprobeerd met een jongen van acht. Ze vindt de game mooi gekleurd en aantrekkelijk voor kinderen. ‘We hebben er samen naar gekeken en hij vond het in de eerste instantie interessant. Bovendien zijn kinderen handig met computers en vond hij gemakkelijk zijn weg.’
Maar Van Hassel ziet ook bezwaren: ‘Ik werk zelf liever zonder computer. Dan kijk ik het kind in de ogen en voer een gesprek, in plaats van dat je met z’n tweeën achter het scherm zit. Het jongetje met wie ik het testte had thuis geen goede verbinding en haakte daardoor bij mij ook af. Hij wilde liever een spelletje doen, zoals memory of kwartetten. Veel ouders in mijn praktijk hebben nauwelijks geld voor speelgoed, laat staan voor een tablet. Bovendien komen hier veel meertalige kinderen en het taalgebruik in Bouke bouwt is voor hen hoog gegrepen. Een complimentje als “jij krijgt een pluim” snappen ze nog niet.’
Leerdam reageert op Hassel: ‘Kijk, daar kan ik wat mee, ik schrijf het meteen op. Alle feedback is welkom. Óp naar de perfecte game.’