Jonge afgestudeerden van universiteiten en hogescholen hebben last van de economische tegenspoed: ze waren de afgelopen tijd iets vaker werkloos. Maar alles is relatief: vijf jaar geleden was de arbeidsmarkt nog moeilijker.
Van de hbo’ers tussen de 25 en 35 jaar zat in 2009 zo’n 2,7 procent werkloos thuis. Dat is een flinke stijging, vergeleken met het jaar ervoor. Toen was maar 1,6 procent werkloos. Maar hbo’ers doen het nog altijd beter dan jonge academici: zowel in 2009 als in 2008 was 3,2 procent van die groep werkloos.
Dat staat in de jaarcijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Ook blijkt de werkloosheid nog altijd minder ernstig dan in het begin van deze eeuw, toen veel meer afgestudeerden moeite hadden met het vinden van een baan: ruim vijf procent van de academici (2004) en vier procent van de hbo’ers (2003).
Nadere beschouwing van de werkloosheidscijfers leert dat de verschillen tussen hoogopgeleide mannen en vrouwen verwaarloosbaar zijn. Met name in de jongere leeftijden vallen de verschillen weg; onder oudere werknemers zijn vrouwen iets vaker werkloos dan mannen.
Afgestudeerden van niet-westerse afkomst kunnen een stuk moeilijker aan een baan komen dan autochtonen. Maar hoe groot het gat precies is? Het CBS publiceert wel cijfers, maar durft ze niet te duiden. Daarvoor is de foutmarge te groot. Het lijkt bijvoorbeeld alsof academici van niet-westerse afkomst in 2009 de werkloosheid zagen dalen, terwijl bijna alle andere groepen de economische tegenspoed voelden.
‘Het zijn te kleine getallen’, zegt Michiel Vergeer van het CBS. Wonderlijk genoeg wil hij niets zeggen over de omvang van de steekproef. Hij wil daar zelfs geen reden voor geven. In elk geval gelooft hij niet dat de werkloosheid onder allochtone academici vorig jaar werkelijk is afgenomen.