Als het aan Janne Meijer ligt, blijft ie de rest van zijn leven thuiswerken. Met de HU voelt hij zich meer verbonden dan ooit. Hij legt uit waarom. Terloops heeft hij het over ‘kletsende collega’s’, studenten, roofdieren én de reden waarom hij niet op de foto wou.
Sinds hoe lang werk je bij de HU?
‘Sinds elf jaar. Ik ben letterlijk begonnen in de kelder, om daar nieuwe inschrijvingen te verwerken, als 31-jarige. Ik deed een opleiding Engelse taal en cultuur en heb daarna mijn master vertalen behaald. Daarmee verdien ik een vakantie per jaar. De enige ambitie die ik ooit had was om linksbuiten te worden in het kampioenselftal van AZ 1980/81. Ik heb één jaartje in het betaald voetbal gezeten en verdiende daar tien gulden per doelpunt. Aan het einde van het seizoen kreeg ik een envelopje met één tientje erin. Zo eindigde die droom.
Nu ben ik zeer tevreden met mijn baan want hij is afwisselend en ik werk met een gezellige groep mensen. Vroeger werd er gezongen en veel gelachen. Inmiddels is dat wat minder, maar we begrijpen waartoe we op aarde zijn: jongeren met een gerust hart afleveren op de arbeidsmarkt.
Het is trouwens moeilijk om het woord “professionals” te vermijden. Ik ben best een taalnazi en gebruik liever een Nederlands woord, maar dat is in deze omgeving niet gemakkelijk. Vroeger hadden we “De Uithof” en dat moest “het USP” worden. We wilden dat opleidingen in dit tochtige gat naast elkaar zouden komen en dat we onze kennis aan elkaar zouden overdragen. Maar als je op HL15 zit, ga je echt niet naar PL97. Die kruisbestuiving is tamelijk mislukt, althans bij ons op de afdeling.’
Je bent ambtelijk secretaris. Wat doe je de hele dag?
‘Ik heb een vreemde functie. Wij zijn met één of twee per instituut en ondersteunen de examencommissie. We geven antwoord op vragen en verzoeken van studenten, al dan niet per mail. Die gaan over meer kansen bij toetsen bijvoorbeeld, of extra tijd.
We werken zelfstandig, kennen de wet- en regelgeving en we weten wat er logistiek mogelijk is. Altijd als er iets misgaat, moeten wij aan het werk. Iemand heeft een tentamen gemist, of de toets viel uit vanwege een storing. Je moet stressbestendig zijn. We zijn in staat om afstand te nemen, de gevolgen te overzien en snel te handelen.
Overigens is mijn schatting dat er tientallen studenten van de radar zijn want we krijgen minder verzoeken binnen dan normaal rond deze tijd. Decanen beamen dat beeld wanneer ik ze spreek, hoewel we het niet zeker weten. We gaan uit van het pessimistische. Ik kan het me voorstellen. Stel je komt uit Colombia, je zit hier in een koud land, in je studentenkamertje. Probeer jezelf dan maar eens te motiveren.
Jij zei laatst in een overleg : ‘Ik (hoef) niet (een dagje op locatie te werken)- hopelijk mag dat ook ….thuiswerken heeft me juist meer verbonden doen voelen met de HU.’ Leg uit?
‘Mijn vrouw en ik hebben het gemakkelijk vergeleken met anderen. We hebben ieder een werkkamer, geen kinderen (bewust – want we zijn niet dol op baby’s) en een groot huis. Ik vind het heerlijk hier. Ik draai mijn muziek, heb mijn eigen toilet, mijn eigen koffiezetapparaat (al drink ik alleen water, maar dat terzijde) en een goede printer op het bureau. Tijdens de lunch loop ik naar buiten en sta in tien minuten op de hei. Of ik lunch samen met mijn vrouw. Het is gezellig om elkaar vaker te zien, hoewel we de werkdag wel professioneel houden. Je moet niet tot twaalf uur uitslapen en dan eens gaan zien wat er binnengekomen is.
Op kantoor werken we met flexplekken en ik kom altijd als laatste binnen. Iedereen wil altijd het verst bij de deur vandaan zitten en met zijn rug tegen de muur. Niet omdat ze allemaal Tetris aan het spelen zijn, maar omdat ze zich dan het beste kunnen concentreren. Ik zit dan weer in het midden. Het is er altijd te koud of te warm en de radio staat op 100%NL. De gezamenlijke Spotify-lijst bleek ook geen oplossing. Collega’s zetten een koptelefoon op, waardoor je uiteindelijk weinig contact hebt.
Soms komen collega’s even bij me staan voor een praatje. Maar ik kom niet naar werk om vrienden te maken, hoe lief ik ze ook vind. Het kantoor heeft vaak iets weg van Debiteuren Crediteuren en dat is gezellig, maar niet effectief. Thuis werk ik sneller.
Mijn directe collega’s zag ik al niet zoveel, want veel van hen werken deeltijd. Op de HU is het haast onmogelijk om een vergadering te plannen met meer dan twee personen. Dinsdagen en donderdagen zijn het meest gewild, maar die zitten altijd vol. En ik ga niet teveel zeggen over de vergadercultuur. Maar het maakt niet uit of je een meeting plant van een uur of van vier uur: je kletst hem toch wel vol.
Nu iedereen thuis werkt, loggen collega’s gemakkelijker in op hun vrije dag. We zien elkaar dus meer via Teams. We hebben Whatsapp-groepen aangemaakt waarin we soms ‘s avonds nog doorbabbelen. Dan zit ik ’s avonds grinnikend op de bank. We organiseren ook vaker borrels, waardoor ik me nooit eerder zo verbonden voelde als nu tijdens de lockdown. De momenten dat we samenkomen zijn nu talrijker.
‘Het zijn roofdieren waarin je verdwijnt als je niet uitkijkt’
Half zeven opstaan en zeven uur ‘savonds thuiskomen, in het donker. Zo zag voor mij een werkdag eruit. Als een vergadering uitliep omdat iemand nog wat vragen wilde stellen zat ik op de wipstoel want ik miste mijn trein. Verhalen over de kinderen van mijn collega op de kleuterschool of de laatste aflevering van Boer Zoekt Vrouw vond ik minder. Nu ik geen vier uur per dag meer hoef te reizen, ben ik meer ontspannen.
Je kunt zeggen dat ik niet in Harderwijk had moeten gaan wonen. Maar mijn vrouw heeft hier een baan bij de brandweer en er is in deze stad geen hogeschool. In Nederland is nu eenmaal alles erg gecentreerd in de Randstad. We kunnen moeilijk met z’n allen daar gaan wonen.’
Je woont in Harderwijk. Ben je vóór of tegen?
‘Als je in Harderwijk woont, ga je nooit naar het Dolfinarium, zo werkt dat. Maar ik ben er tegen. De dieren gebruiken sonar om te communiceren en in een zwembad is het alsof ze voortdurend tegen zichzelf praten, heel naar. Ik ken ook een aantal mensen die er werken. Die worden regelmatig aangevallen. Het zijn geen zachtaardige haaien, zoals iedereen denkt. Het laatste waar ze zin in hebben, is spelen met een mens. Het zijn roofdieren waarin je verdwijnt als je niet uitkijkt. Bovendien gaat het geluid van een hitsige walrus in de nacht door merg en been. Een bizar geluid waarvan ik aanvankelijk dacht dat het een kapotte leiding in de muur was.’
Waarom wilde je niet op de foto?
‘Ik ben niet fotogeniek en er bestaan geen foto’s van me. Maar vooruit, je mag er nu wel eentje nemen.’
Ook interessant: Rieshma Badloe is docent en geen ‘knuffelhindoestaan’. Maar ‘dat niemand weet dat het voor mij Divali is, voelt ook gek’