Nieuws

‘In het dagelijks taalgebruik heet dit fraude’

Er ging veel mis bij de Hogeschool Inholland, vindt de Inspectie van het Onderwijs. Maar was er sprake van fraude? Het komt er dicht bij in de buurt, vindt onderwijsadvocaat Erik de Groot.

Toen vorig jaar in de zomervakantie de bom barstte bij de Haarlemse Inholland-opleiding media & entertainment management, riep het toenmalige bestuur een commissie in het leven die de zaak moest doorlichten. Die commissie, onder leiding van de huidige minister van Immigratie en Asiel Gerd Leers, vond dat er van fraude geen sprake was. ‘Vrijspraak’, constateerde de toenmalige bestuursvoorzitter Geert Dales triomfantelijk.

Dat vond Marja van Bijsterveldt destijds ‘misplaatst’ en ‘voorbarig’. Ze was nog geen minister van Onderwijs, maar demissionair staatssecretaris. In de Tweede Kamer haalde ze keihard uit naar bestuursvoorzitter Geert Dales. Mocht de inspectie constateren dat er bij Inholland gefraudeerd is, zou ze het Openbaar Ministerie inschakelen, waarschuwde Van Bijsterveldt. De opleiding media & entertainment management had volgens Leers immers een ‘fraudegevoelige situatie’ gecreëerd.

Toch concludeert de Onderwijsinspectie nu dat er geen sprake is van frauduleus handelen, aangezien er geen aanwijzingen zijn dat medewerkers moedwillig regels hebben geschonden ‘met het oogmerk daar zelf beter van te worden’. De fouten komen slechts door ‘onzorgvuldig gedrag en ondoordacht handelen’.

De inspectie hanteert een tamelijk unieke definitie van fraude, vindt onderwijsadvocaat Erik de Groot. Volgens hem hoef je niet met opzet te frauderen om toch schuldig te zijn. ‘Stel dat ze heroïne in mijn koffer vinden en ik zeg: die heb ik er niet zelf ingestopt, ik heb hem alleen een poosje onbeheerd op het vliegveld laten staan. Dan verwijt het Openbaar Ministerie mij "voorwaardelijke opzet". Want ik heb klaarblijkelijk het risico genomen dat er heroïne in mijn koffer werd gestopt. Zo kun je ook naar Inholland kijken: bestuurders namen het risico dat er frauduleus werd gehandeld. Dat hangt in het dagelijkse spraakgebruik wel heel dicht tegen fraude aan. Neem ook het voorbeeld van tentamenbriefjes die werden getekend voordat het tentamen was afgelegd.’

De rapporten over Inholland zijn volgens hem ‘een feest voor juristen’. Hij wijst op een rechtszaak uit 2002 tegen de opleiding communicatiewetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Studenten hadden een schadevergoeding geëist omdat hun opleiding te slecht zou zijn, maar de rechter wees die claim af: er was geen bewijs dat het eindniveau niet op orde was. ‘Bij Inholland ligt dat heel anders. Ik denk dat studenten bij de rechter een goede kans maken als ze een schadevergoeding eisen.’

Voorzitter Guy Hendricks van studentenorganisatie ISO noemt de vraag of er sprake was van fraude vooral interessant als er een gang naar de rechter wordt gemaakt. ‘Duidelijk is in elk geval dat Inholland door rood licht is gereden. Wij hebben begin mei een gesprek met het bestuur van Inholland om te kijken wat er op korte termijn voor de benadeelde studenten kan worden gedaan. We willen vooral dat zij zo snel mogelijk verder kunnen met hun leven. Dat doen we liever dan een rechtszaak voeren, want dat zet de studenten minstens een jaar in de wacht. Nu gisteren is gebleken dat er niet alleen bij MEM, maar ook bij andere opleidingen ten onrechte diploma’s zijn uitgedeeld, zijn we aan het kijken wat ook daar de mogelijkheden zijn. Maar we sluiten niets uit.’