Achtergrond

Interview met Wichert Duyvendak: Het hoofd koel houden

Het waren, zijn en worden drukke tijden voor de pabo. De ‘nieuwe’ directeur Wichert Duyvendak heeft er zin in. Ook al mag het met de aanhoudende kritiek wel iets minder.

Begin november 2009, een artikel over Theo Thijssen prijkt in de Volkskrant naar aanleiding van een rapport over het dalende rekenniveau van basisschoolleerlingen. De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) stelt in het onderzoek dat toekomstige leraren eerst zelf maar eens fatsoenlijk moeten leren rekenen. Het ministerie wil een nader onderzoek afwachten en de pabo’s dan eventueel ‘op de schop gooien’. De directeur bij instituut Theo Thijssen, Wichert Duyvendak, is de bijna wekelijkse commotie over het onderwijs inmiddels gewend. ‘Hiervoor werkte ik bij het instituut voor Verpleegkundige Studies. Iedereen vindt altijd iets van deze beroepen en opleidingen. Zorg en onderwijs staan voortdurend in de belangstelling en vaak negatief. Dikwijls ten onrechte, of op z’n minst vanuit een eenzijdig perspectief.’

Snijdt het geen hout, de kritiek op de pabo’s?
‘De eindconclusie over het niveau van het Nederlandse rekenonderwijs is op zich oké. Maar er zijn talloze factoren waar dat mee samenhangt. Er wordt bijvoorbeeld voorbij gegaan aan het feit dat wiskunde op de havo niet meer voor alle profielen verplicht is. En veel van onze studenten komen van de havo. De KNAW zit er echt naast door niet te vermelden dat de pabo’s al heel druk bezig zijn met verbeteringen. Per september 2010 gaat het aandeel rekenen in ons curriculum omhoog. Hetzelfde geldt voor het taalonderwijs. We baseren ons daarbij op de landelijke kennisbasis die onlangs is vastgesteld. Daarbij is het overigens wel belangrijk dat er voor de overige vakken ruimte overblijft. Studenten leren van vele markten thuis te zijn. En dat geldt voor de inhoud, pedagogiek én didactiek. Het is geen eenvoudige, maar wel een uitdagende opleiding.’

Had dat niet wat eerder gekund, de intensivering, de discussie lijkt al jaren gaande.
‘Mogelijk was het te druk voor de pabo’s? De ontwikkelingen in het onderwijs buitelen over elkaar heen. Het ene wordt ingezet en gelijk overvleugeld door het andere. Mogelijk dat het rekenonderwijs daarom wat later op gang is gekomen. Maar dat is gissen. Ik merk wel dat in het educatief domein veel gepraat wordt. Bij verpleegkunde gingen we juist snel aan de slag, soms iets te snel, maar bij veel praten vooraf vergeet je soms daadwerkelijk nog iets te doen.’

Welk effect heeft de berichtgeving?
‘De maatschappelijke status van het docentschap is er niet beter op geworden. Terwijl er zulke bevlogen mensen werken. Men blijft ervoor gaan. Het gevoel kan ontstaan dat je steeds maar weer een storm over je heen krijgt. Daarbij is eenzijdige negatieve aandacht ook niet prettig voor aankomende studenten. Zij vertellen thuis dat ze naar de pabo willen en krijgen misschien een lastig gesprek. Ik hoor dat hen wordt gevraagd: ‘Zou je dat nou wel doen?’ Je snijdt hen als je niet oppast de pas af, terwijl er veel en goede docenten nodig zijn, gezien de vergrijzing. Bovendien vraagt de Nederlandse kenniseconomie om uitstekend opgeleide mensen die een stevige kennisbasis hebben en in staat zijn om te innoveren. Uiteraard is het belangrijk om onze studenten een uitdagend curriculum aan te bieden. In dat kader is in 2008 voor vwo-ers de ALPO-route (academische pabo, red.) gestart. Deze studenten kunnen in vier jaar tijd twee bachelors halen, zowel onderwijskunde bij de UU als de pabo bij ons. Een heel goed initiatief, dat inmiddels ook door andere onderwijsinstellingen wordt overgenomen.’

Ook de ALPO kreeg kritiek.
‘ALPO is om te beginnen een prima initiatief. Laten we dat vaststellen. We werken goed samen met de universiteit en het veld. De berichtgeving concentreert zich helaas nogal op de uitval. En die was er vorig jaar, maar beneden gemiddeld. Wat niet wil zeggen dat we niks anders of beter hadden kunnen doen. Het is een soort snelkookpan die studie; twee opleidingen in één. We hebben inmiddels de voorlichting en intake aangepast en het programma aangepakt. De aanpassing heeft al effect gesorteerd, dit collegejaar hebben we nog geen afhakers.’

De afgelopen tijd laaide ook de discussie op om een knip aanbrengen in de bachelor zodat de student eerder voor de bovenbouw of onderbouw kiest. Goed plan?
‘Ik vind dat je moet oppassen dat de studie geen fuik wordt. Studenten moeten breed worden opgeleid. Passend bij hbo-niveau en de vraag uit het veld bedienend. Het is noodzakelijk dat je de hele ontwikkeling van het kind kent en dat je verschillende onderwijsvormen leert kennen. Jongens van wie wordt gezegd dat zij vooral les zouden willen geven aan de bovenbouw, moeten ook kennis nemen van de kleutertijd. Het gaat er immers om dat je de ontwikkeling van het kind leert begrijpen. Het vakkenpakket van de pabo is vol, met als gevaar dat studenten zich in te weinig onderwerpen écht kunnen verdiepen. Voor die verdieping kunnen we de profileringsruimte goed gebruiken.’

Met de komst van de Domstadpabo wordt het instituut straks nog groter en meer versnipperd met een locatie in Amersfoort erbij.
‘Inderdaad wordt het instituut groter, maar de fusie met Domstad is juist een kans om de energie van twee Utrechtse pabo’s te combineren om samen sterker te worden. Theo Thijssen brengt een sterke positie in het veld in en een breed aanbod van vernieuwingsonderwijs zoals Montessori en Dalton. Domstad heeft een interessante vorm gegeven aan de katholieke traditie waaruit men voortkomt. Dan gaat het om termen als burgerschap en wereldburgerschap, die in het hedendaagse onderwijs heel belangrijk zijn. Natuurlijk is een fusie een ingewikkeld proces, maar ik verwacht echt dat we iets aan elkaar kunnen hebben. Dáár doe ik het ook voor.’

Hoe reageren medewerkers op de plannen?
‘We proberen naar de medewerkers transparant te zijn. We willen duidelijkheid geven over de koers en bespreken deze met elkaar. Er is natuurlijk veel gaande en dat leidt soms tot onzekerheid. De werkdruk voor medewerkers is pittig, we moeten financieel voorzichtig zijn en we hebben afscheid moeten nemen van tijdelijk personeel. Ik hoor van collega’s dat zij behoefte hebben aan gezamenlijkheid. Ik herken dat. Een onderwijsorganisatie is in mijn ogen een werkgemeenschap, waarin ook de studenten een belangrijke plek hebben. We besteden daar aandacht aan, organiseren maandelijkse lunches en regelmatig bijeenkomsten. Ik hoop dat door de verbeteringen aan het gebouw docenten meer op de faculteit in plaats van thuis zullen gaan werken. Want hier in huis kun je veel van elkaar leren.’

Drukke tijden?
‘Ja. We zijn intern volop bezig, maar staan ondertussen in de buitenwereld niet stil. We hebben een adviesraad opgericht met enkele grote schoolbesturen in de regio om afspraken te maken over onder andere stageplekken en wederzijdse verwachtingen over bijvoorbeeld onderzoeksprojecten. Bij één van de partners draait het project ‘wetenschap en techniek’. Studenten van de pabo lopen in de wijk Overvecht stage op een ‘brede school’ waar ze met leerlingen in de buitenschoolse uren bezig zijn met leefomgeving en techniek. Het betreft kinderen die anders rondhangen op straat maar die nu juist samen wat leren en zo verder komen. Ook met dit soort activiteiten laten we zien wat we in de stad waard zijn.’

Dus geen ingezonden brief naar de krant om de kritiek van KNAW te pareren?
‘Nee, we gaan gewoon stug door op de ingeslagen weg. Het is belangrijk om zelfbewustzijn uit te stralen, laten zien dat je met de goede dingen bezig bent. Ik wil geen energie stoppen in gekissebis, dat is niet de weg die ik bewandel. Het ministerie zit er bovenop. Radio, televisie, de kranten, iedereen reageert op iedereen. Terwijl het de kunst is, ook voor ons, om het hoofd koel te houden en bezig te blijven met wat er echt toe doet.’

CV
Wichert Duyvendak (51 jaar) woont samen in Hilversum. Hij heeft twee zonen. Hij studeerde pedagogiek en wijsbegeerte. Hobby: Muziek. Hij speelt percussie en zingt in een jazzband. ‘Grote jazzheld? Mmm, lastig, ik luister nu veel Peter Cincotti.’ Ander favoriet tijdverdrijf: Lezen. ‘Met name poëzie, en dan met name Fernando Pessoa. Die herbergde meerdere dichters in zich, ieder met een eigen stijl . Eén van zijn alter ego’s, of heteroniemen, Alberto Caeiro spreekt mij het meeste aan!’