In Nederland hebben jonge hoogopgeleide vrouwen vaker een baan dan hun mannelijke leeftijdsgenoten. Bijna nergens in Europa is hun voorsprong zo groot.
In de aanloop naar Internationale Vrouwendag verschijnen vaak nieuwsberichten over de achterstand van vrouwen op mannen. Ze krijgen gemiddeld minder betaald en maken niet zo makkelijk carrière, lazen we bijvoorbeeld deze week. Maar op sommige gebieden hebben vrouwen juist een voorsprong.
In Nederland had in 2011 slechts 72 procent van de hoogopgeleide mannen tot 24 jaar een baan. Onder vrouwen van die leeftijd was dat aandeel 81,8 procent. Een gender-kloof van bijna tien procentpunt in hun voordeel. Alleen in Noorwegen was het verschil volgens de Europese statistieken groter: daar had 61,6 procent van de mannen een baan, tegen 73 procent van de vrouwen.
Nu is 24 jaar een leeftijd waarop nog lang niet iedereen werkt, dus dat kan de cijfers vertekenen. Maar ook in de groep van 25 tot 29 jaar hebben Nederlandse hoogopgeleide vrouwen een voorsprong: 91,5 procent van hen heeft een baan, tegen 89,1 procent van hun mannelijke leeftijdsgenoten. Alleen in Kroatië en Ierland was de voorsprong van deze vrouwen nog iets groter.
Wel is er in Europa een hele rits landen waar juist de mannen op dit punt de overhand hebben. Daar zijn de verschillen met de vrouwen bovendien groter. Zo had in Tsjechië slechts 67,8 procent van de hoogopgeleide jonge vrouwen een baan, tegen 83,2 procent van de mannen. Alles bij elkaar hebben de mannen in de Europese Unie een voorsprong van bijna vier procentpunt.
