Achtergrond

Kennis halen en brengen

Na drie jaar studeren in Utrecht, verlaat de eerste lichting studenten de Kofi Annan Business School, waarvan Hogeschool Utrecht mede-oprichter is.  Doel van de opleiding is vooral studenten uit ontwikkelingslanden kennis en vaardigheden bij te brengen die ze bij terugkeer in hun eigen land te gelde kunnen maken. Portret van een opleiding met hoge ambities en te weinig geld.

Als de Tanzaniaanse Haika Malleko in 2008, een week nadat ze is gestart met haar opleiding bedrijfskunde in Dar es Salaam, bericht krijgt dat ze een beurs krijgt van de Kofi Annan Busines School Foundation, pakt ze haar koffers en vertrekt naar Utrecht. Samen met twaalf andere voornamelijk buitenlandse studenten gaat ze in drie jaar de bacheloropleiding Entrepreneurship for Developing Areas (EDA) halen. In mei studeert de eerste lichting af.

Wie in een ontwikkelingsland woont en een universitaire opleiding in management volgt, start meestal geen eigen onderneming. Integendeel. Na hun studie gaan veel studenten bij de overheid werken. Veel ondernemers daarentegen hebben nooit een universitaire opleiding gevolgd. Theorie en praktijk staan vaak ver van elkaar. Het EDA-programma, waarin onderwijs, praktijkstages, onderzoek en projecten opgenomen zijn, moet deze studenten in staat stellen de kloof tussen universiteiten en het lokale bedrijfsleven te dichten. De EDA-opleiding sluit hiermee aan bij een van de millenniumdoelen van de Verenigde Naties. Namelijk bijdragen aan economische vooruitgang in ontwikkelingslanden.

Plannen voor een dergelijke opleiding ontstaan vier jaar geleden. Een delegatie onder wie collegevoorzitter Geri Bonhof reist in november 2006 af naar Genève om de dan bijna aftredende secretaris generaal van de NAVO Kofi Annan, de plannen voor te leggen. De uit Ghana afkomstige Annan blijkt enthousiast en verbindt zijn naam aan het project.

Getalenteerde studenten uit ontwikkelingslanden krijgen van de Kofi Annan Business School Foundation woonruimte, levensonderhoud en collegegeldvergoeding. De studenten halen hier een aanvullende bachelor- of masteropleiding in business administration. Studenten kunnen niet alleen in Nederland terecht, ook de Vlerick Leuven Gent Management School in België zit in de foundation.

Tijd voor een terugblik. In 2007 start de eerste groep met een ambitieus programma gegoten in een driejarig privétraject. Dat blijkt in de praktijk toch wat lastiger dan verondersteld. Er is nogal gesleuteld aan het lesprogramma en samengevoegd met andere lessen bij het reguliere programma aan de faculteit Economie en Management. Daarnaast is de opleiding vanwege uitblijvende financiers teruggeschroefd van drie naar één jaar voor de volgende lichtingen die naar Utrecht of Leuven komen. Een enigszins noodzakelijke financiële maatregel. De foundation wordt deels gefinancierd door partners van buitenaf en zeker met een financiële crisis waarin de economie verkeert, investeren bedrijven minder in de foundation.

Maar de idealen zijn nog dezelfde, aldus voormalig UU-collegevoorzitter Hans van Ginkel en thans voorzitter van de businessschool: ‘De nadruk in de nieuwe koers ligt meer op een internationaal netwerk in plaats van een volledige educatie.’

Van drie naar één jaar is een reductie met tweederde. Hoe kun je dan nog kwaliteit garanderen? Om die reden is een exchange model bedacht. De Kofi Annan fellows studeren nu eerst aan hun eigen universiteit en komen alleen voor het laatste jaar naar Nederland. Na succesvolle afronding krijgen ze een diploma van de HU, maar ook van hun eigen universiteit ontvangen ze een bewijs van slagen; een zogenaamd double-degree. De voorzitter vreest niet voor de kwaliteit van de opleiding. Integendeel. Hij noemt het huidige ‘sandwichprogramma’ een perfecte oplossing.

Van Ginkel ziet nog een ander voordeel van de reductie. Het voorkomt de zogenaamde ‘braindrain’, het fenomeen waarbij de beste geleerden en vaklieden naar andere landen worden gelokt door middel van hogere betaling dan in hun vaderland. ‘Het is de bedoeling dat de studenten de kennis mee naar huis nemen en niet in deze stroom blijft zitten’, benadrukt Van Ginkel. ‘Als je maar een jaar in het buitenland studeert, blijf je meestal genoeg feeling met het thuisfront houden.’ Programmaleider van de opleiding Leendert de Bell ziet nog een bijkomstigheid ‘Het voordeel aan deze constructie is dat het ook capaciteitsopbouw op andere terreinen mogelijk maakt, bijvoorbeeld door uitwisseling van docenten en gezamenlijk onderzoek.’

De animo uit ontwikkelingslanden voor een fellowship, een volledige beurs, is groot. Maar niet iedereen komt in aanmerking. De studenten onderscheiden zich ook door hun motivatie en gedrevenheid. ‘De studenten zijn ontzettend gemotiveerd en goed’, zegt De Bell. ‘De meeste buitenlandse studenten willen graag een eigen bedrijf opstarten in hun land van herkomst.’

Zo ook Haika. Haar ambitie is een bedrijf speciaal voor vrouwen op te richten. ‘Ik wil vrouwen helpen bereiken waar ze altijd van hebben gedroomd.’ Melissa Sanchez uit Peru, ook fellow bij de EDA opleiding, wil met emancipatie van vrouwen aan de slag. Volgens haar zijn vrouwen het middelpunt van de familie in haar land en hebben ze veel verantwoordelijkheden. Zij wil deze vrouwen businessvaardigheden leren waardoor ze op eigen benen kunnen staan.

Een onderwijsprogramma als aanvulling op de huidige opleiding dus. Tijdens het EDA traject volgen studenten algemene colleges, zoals marketing en organisatie. Hier worden de fellows vooral bijgespijkerd op het gebied van waarden en normen die binnen een gezonde bedrijfsvoering passen. ‘Bijvoorbeeld in transparantie van de boekhouding’, zegt Van Ginkel. Daarnaast zit er in elk blok in ieder geval één cursus of project dat specifiek op ondernemen in ontwikkelingslanden gericht is. Ook Europese studenten zijn welkom, weliswaar zonder fellowship. Deze internationale context geeft een extra toegevoegde waarde aan het programma. En het is geen eenrichtingsverkeer. Of zoals programmaleider Leendert de Bell zegt: ‘Er zijn veel dingen die wij van onze fellows kunnen leren en dat wordt vaak onderschat.’

In de specifieke EDA cursussen geven vooral docenten les met veel ervaring in ondernemen in ontwikkelingslanden. ‘Deze docenten weten waar ze het over hebben. Daarom is het zo prettig om juist van hen les te krijgen’, legt Melissa uit. Het gaat niet alleen om winst, ook sociaal ondernemen staat op het programma; het lievelingsvak van Haika. Bij sociaal ondernemen leert ze hoe ze commerciële activiteiten kan ontplooien met een maatschappelijk doel en het welzijn van mensen vergroot wordt.

In het laatste jaar van de studie ligt de nadruk op een eigen minor van de opleiding EDA en lopen de studenten stage. En die stage adressen liggen niet om de hoek. ‘Mijn stage wil ik graag thuis in Zambia doen. Het is echter nog niet zeker of dit lukt’, laat Saviour Nyangu weten. Bob van Weert gaat naar Nicaragua voor z’n stage. ‘Dat land trekt me ontzettend. Ik kan niet uitleggen waarom, maar het is een droom van mij om daar naar toe te gaan.’ Bob gaat helpen met de ontwikkeling van een jaarbeurs in León, een middelgrote stad in het land, waar Utrecht vanaf 1983 een stedenband mee heeft. De Utrechtse Jaarbeurs is er ook bij betrokken. Als onderdeel van dit project zal hij veel samenwerken met de lokale bevolking, iets waar hij erg naar uitkijkt.

Nu drie jaar later studeert de eerste lichting af en liggen er uitbreidingsplannen op de plank. In het kader van de Kofi Annan Business School Foundation is de FEM met vijf universiteiten in Zambia, Kenia, Tanzania, Indonesië en Nicaragua een partnerschap overeengekomen. Deze universiteiten selecteren de fellows die naar Utrecht komen, met een minimum van één per jaar per universiteit. Deze doelstelling is tot nu toe ieder jaar gehaald, maar om schaalvergroting tot stand te kunnen brengen zijn er meer partners nodig die fellows willen opleiden. Daarom probeert de Kofi Annan Business School Foundation ook binnen Europa nieuwe partners te werven. De Bell: ‘Uitbreiden in Europa is momenteel topprioriteit.’

[kader]

Er studeren momenteel 32 studenten aan de opleiding Entrepreneurship for Developing Areas van de FEM. Hiervan zitten er twaalf in het laatste jaar, tien in het tweede, en tien in het eerste jaar. Negen van deze 32 hebben een volledige beurs van de Kofi Annan Business School Foundation (fellowship). Vanaf september 2010 gaat het double degree programma met de vijf partners in Zambia, Kenia, Tanzania, Indonesië en Nicaragua van start en worden en minimaal vijf nieuwe fellows verwacht.

Drie fellows

Haika Malleko (21)
Land van herkomst: Tanzania
Favoriete plek in Utrecht: Het Wilhelmina Park
‘Ik ben naar Utrecht gekomen omdat de manier van studeren mij erg aansprak. Je leert hoe je een eigen bedrijf kunt starten, een van mijn toekomstdoelen. Wanneer ik terug ben in Tanzania wil ik een bedrijf dat vrouwen hun dromen helpt realiseren. Op welke manier precies weet ik nog niet.’

Melissa Sanchez (32)
Land van herkomst: Peru
Favoriete plek in Utrecht: Het stadscentrum
‘Ik heb eerst aan de HU de opleiding International Business and Management gedaan. De opleiding Entrepreneurship for Developing Areas past beter bij mijn toekomstplannen. In Peru wil ik een bedrijf opzetten om de vrouwenemancipatie te bevorderen.’

Saviour Nyangu (22)
Land van herkomst: Zambia
Favoriete plaats in Utrecht: Hoog Catherijne
‘Ik ben vooral naar Utrecht gekomen om in een ander land te studeren en ondernemerskennis leren. Als ik terug ga, wil ik graag een bedrijf starten, waarschijnlijk een soort adviesbureau. Maar eerst wil ik mijn master halen.’