Columns

Kotsen onder water

Drie keer heb ik al gedoucht vandaag en nog steeds stink ik naar 
chloor. Leuk, baantjes trekken. Maar dit was niet de bedoeling. 
Je aantrekkingskracht schijnt in je natuurlijke geur te zitten. 
Heb ik wel eens gelezen. Dat verklaart vanaf nu dus een boel. 
De vrouw die hitsig wordt van een goede fles chloor, moet ik 
nog tegen komen. 
Met het excuus dat ik rode ogen krijg van het zwembadwater, 
kocht ik jaren geleden een zwembrilletje. Gelul natuurlijk. Onder 
water is het aangenaam stiekem loeren naar borsten die uit 
zwempakken vallen. Al kwam ik er snel achter dat ik eigenlijk te 
kort onder water blijf om het echt goed te zien. In. Onder. 
Boven. Uit. Te snel. Niks gezien. 
Daar komt nog eens bij dat bejaarden ook zwemmen. Sindsdien 
kijk ik recht vooruit. Met een pauze van vijf jaar. Mijn eerste 
zwemmakker ging te snel. De tweede sprong voor een trein. 
De derde, huidige, trage en niet-suicidale bevalt. We blijven. 
Tegenwoordig lig ik langer in het bubbelbad naar adem te hap- 
pen dan dat ik ook daadwerkelijk meters maak. Logisch. Als ik 
van mijn huis naast de Jaarbeurs, richting Zuilen fiets, heb ik 
voor de watertoren aan de Amsterdamsestraatweg al hartklop- 
pingen. Het zwembad is de andere kant op. Same difference. 
Maar ook van het bubbelbad ga je stinken. Het lijkt me het ver- 
standigst om gewoon niet op donderdag, vrijdag en zaterdag te 
gaan zwemmen. Uitgaan en zo. Concerten. Ook goed. Maandag, 
dinsdag en woensdag moet ik toch naar school. Die damp in de 
collegezaal? Nee. Slecht idee. Blijft zondag over. Da’s toch een 
beetje een rustdag hè…. Beetje.