Het uitdelen van studiebeurzen voor leraren heeft weinig effect, stelt het Centraal Planbureau. Je bereikt vooral de leraren die zich sowieso zouden bijscholen.
Om het beroep aantrekkelijker te maken en het niveau van docenten te verhogen, stelt het ministerie van OCW studiebeurzen beschikbaar voor leraren die zich willen ontwikkelen. Als ze een vervolgopleiding doen, betaalt OCW een deel van de kosten.
Maar van elke tien lerarenbeurzen gaan er acht naar leraren die sowieso bijscholing zouden gaan volgen. Eén op de tien lerarenbeurzen wordt bij nader inzien niet gebruikt en ook niet uitbetaald. En slechts één lerarenbeurs sorteert effect: die zorgt ervoor dat een leraar zich bijschoolt die er zonder het extra geld niet aan was begonnen.
Iets beter werkt de subsidie voor opleidingen die langer dan een jaar duren: dan heeft twee op de tien lerarenbeurzen het bedoelde effect. Daarom doet het CPB een aanbeveling: trek alleen lerarenbeurzen uit voor langere opleidingen. En geef ze niet voor een opleiding waar de leraar al aan begonnen is.
Het CPB kreeg een unieke kans om het effect van de maatregel te meten. Want in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs was er een run op de lerarenbeurzen, waardoor ze voortijdig op waren. Er waren geen bijzondere verschillen tussen de vroege en de late aanvragers, waardoor er een mooie controlegroep ontstond.
De leraren die de beurs net iets later dan hun collega’s aanvroegen en hem niet kregen, gingen in 73 procent van de gevallen alsnog een opleiding in het hoger onderwijs volgen. Alleen deden ze vaker een korte opleiding dan de gelukkigen die de beurs wel hadden gekregen.