Lectoren

Maaike Hajer wil minder angst voor de moedertaal

Maaike Hajer

Lectoren, de hbo-professoren, moeten de spin zijn in het web van het lokale kennisnetwerk. Zijn ze dat? In een interviewserie zoeken we naar het antwoord. 

Deel 7: Taalonderwijs aan nieuwkomers. Dat is in Nederland te veel losgezongen van het reguliere onderwijs, vindt Maaike Hajer van het lectoraat Geletterdheid. Ze onderzocht wat Nederland kan leren van Zweden en Vlaanderen.

Ze zag de vluchtelingenstroom letterlijk onder het raam van haar kantoor voorbij komen. Maaike Hajer is naast haar werk aan de HU gasthoogleraar op de universiteit van Malmö in Zweden. Dat land ontving in een paar jaar tijd 140.000 nieuwkomers. Het viel haar op dat Zweden wel schrok van het hoge aantal, maar niet in de kramp schoot bij het onderwijzen van vluchtelingenkinderen.

Een paniek die ze in eigen land wél zag. Bij de enorme migrantenstroom in 2015 leek het alsof de vorige intocht, vluchtelingen uit het voormalig Joegoslavië, alweer was vergeten. Destijds ontwikkeld lesmateriaal, opgerichte kennisnetwerken en speciale scholen waren losgelaten of opgeheven. Vanaf scratch moest onderwijs worden ontwikkeld. De uitvoering zag Hajer als taalkundige met lede ogen tegemoet. Ze besloot met andere lectoren uit het land professionals te helpen met een leidraad. In Zweden en Vlaanderen ging ze kijken hoe het ook kan.

Wat is er mis met het huidige taalonderwijs voor nieuwkomers in Nederland?
‘We gaan er hier vanuit dat kinderen opnieuw beginnen en eerst de Nederlandse taal moeten leren. Kinderen in asielzoekerscentra gaan naar aparte scholen of klassen, boven de twaalf gaan ze naar een Internationale Schakelklas. Eerst moeten ze een paar jaar aan de slag met Nederlands, dan pas krijgen ze verder onderwijs. Het is bijna een medische benadering: er ontbreekt iets aan een kind, dus dat moet eerst gefikst worden.

In mijn werk probeer ik hierover een discussie op gang te brengen en alternatieven aan te reiken. In de wet op het basisonderwijs staat dat scholen moeten zorgen dat kinderen een ononderbroken ontwikkeling doorlopen. Maar als je eerst in bijvoorbeeld Arabisch les hebt gehad en je moet van de ene op de andere dag in het Nederlands verder: dan vind ik dat niet echt ononderbroken.

Misschien kan een kind wel heel goed rekenen. Wat is er dan op tegen om rekenen te geven in de moedertaal? Dat doen we nu niet, terwijl het voor kinderen rustiger zou zijn als ze in een veilige omgeving met iemand kunnen praten die ook hun eigen taal spreekt. En bij andere vakken steun kunnen krijgen van iemand die het kan uitleggen in hun eigen taal. Maar dat is in Nederland onbespreekbaar.’

Waarom?
‘Door het integratiedebat is het een politiek beladen discussie. We kunnen wel zeggen: we weten veel over tweetaligheid en het leren via een tweede taal, en dat vertalen we eventjes naar school, de professionals en de opleiding. Maar zo gemakkelijk is het niet, want er zit een hele schil aan vraagstukken omheen: wat willen we met migranten in Nederland? En wat vooral ook niet?

Veel mensen associëren de aandacht voor de eigen identiteit van kinderen of voor bi-culturele en interculturele aspecten, inclusief de eigen taal, met segregatie. En met het onwenselijke behoud van de eigen cultuur. Dan krijg je de discussie dus niet op gang. Dat zag ik ook aan de reacties op het boekje ‘Ruimte voor nieuwe talenten’. Dat maakte ik een  jaar geleden met andere taallectoren. We geven professionals handreikingen voor onderwijs aan nieuwkomers.’

Wat voor reacties bedoelt u?
‘Het begon met wat de media oppikten. Wat haalden ze uit het brede verhaal: ‘Migrantenkind kan niet zonder moedertaal’. Op dat aspect werd direct gereageerd. Ik kreeg heel agressieve reacties op Twitter. Dat was best even bedreigend. Het illustreert hoe beladen dit thema is.

Maar gelukkig zie ik ook ontvankelijkheid. Als we met leerkrachten praten en voorbeeldjes geven, dan willen ze die uitproberen. Dat is wennen, ook voor de kinderen. Het is even zoeken naar vormen om kinderen het idee te geven dat ze in hun eigen taal mogen spreken. Een docente van de Internationale Schakelklas vertelde me dat zij altijd tegen leerlingen had gezegd: “Nee, in de klas praten we Nederlands”. Nu zei zij: “Je mag het ook best even in je eigen taal aan elkaar uitleggen”. Zij gaf iets meer ruimte en merkte direct een ontspanning en prettiger klimaat in de klas op.’

Wat doet Zweden beter dan Nederland?
‘Omgaan met meertaligheid, het inzetten van eigen taal bij het leren van andere vakken. Scholen hebben de mogelijkheid om tweetalige klassenassistenten in te schakelen. Stel, een tweetalige leerling heeft een zetje nodig bij aardrijkskunde. Dan kan de schoolleider aan de klasse-assistent vragen of deze de leerling kan helpen, met de eigen taal als ondersteuning.

Ook geven klasgenoten elkaar ondersteuning, een samenwerkingsvorm die in Nederland niet bestaat. Daarnaast is ‘Zweeds als tweede taal’ een apart vak met een eigen lerarenopleiding en een eigen bevoegdheid. Dat is al sinds de jaren negentig. Nu er meer vluchtelingen zijn gekomen, is deze opleiding extra opgeschaald met bijscholingscursussen en nieuwe bevoegdheden. Er is  geïnvesteerd in een noodzakelijk professioneel veld, waar men nu de vruchten van plukt. Onvergelijkbaar met Nederland.’

Hoe kan dat?
‘De overheid heeft zich veel te veel terug getrokken uit het onderwijs. Scholen en leerkrachten hebben autonomie en geld voor nascholing. Als zij zeggen: we hebben hier deskundigheid nodig, dan kunnen ze het zelf inkopen. Maar juist die overheid heeft ervoor gezorgd dat er niets te koop is. De tussenlaag, begeleidingsdiensten, zijn er nauwelijks meer.

Vroeger had je bij het openbaar onderwijs schoolbegeleidingsdiensten. Daarbij kon de gemeente zeggen: de school heeft daar ondersteuning nodig, we gaan erop af. Nu ligt de bal bij de scholen en besturen. Die pakken de problematiek incidenteel aan, door bijvoorbeeld een zzp’er in te huren die een paar middagen langskomt. Er ontbreekt een landelijke leidraad en kwaliteitsnorm.’

Eigenlijk zou u de politiek in moeten om echt iets te veranderen. Kunt u zelf aan de touwtjes trekken.
‘Ik zou best een wat bredere politieke lobby willen organiseren. Dat probeer ik ook, al is dat hier niet mijn rol. Maar verandering ligt dichtbij huis. Zo leggen we hier bij de HU de verbinding tussen de lectoraten Didactiek van de moderne vreemde talen en Geletterdheid. Hoe krijgen we het voor elkaar dat meertaligheid normaler wordt? Dat een school met verschillende docenten en professionals om leert gaan met diversiteit?

Dat geldt ook voor deze hogeschool. Misschien is het bijvoorbeeld zinvol om vluchtelingstudenten lesstof in een andere taal aan te bieden. Dat hoeft niet eens de moedertaal te zijn, Engels kan ook. We zouden het onderwijs moeten kunnen aanpassen aan studenten, in plaats van dat studenten zich via NT2 (Nederlands als tweede taal, red.) moeten aanpassen aan het onderwijs. Dat laatste is  inefficiënt en je benut niet alle talenten. Dat is voor kleine kinderen en volwassenen net zo.’


Maaike Hajer in het kort

Maaike Hajer is één van de grondleggers van taalgericht vakonderwijs. Bij deze didactiek wordt taalontwikkeling verweven in het onderwijs in andere vak- en vormingsgebieden.

Hajer studeerde Toegepaste Taalwetenschap en Nederlandse taal- en letterkunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ze promoveerde in 1996 op het onderwerp ‘Leren in een tweede taal. Interactie in een meertalige mavo-klas’ aan de Universiteit van Tilburg. Eerder was zij werkzaam voor de Stichting Leerplanontwikkeling (1982-1993) en aan de Universiteit Groningen als post-doc onderzoeker (1999-2001).

Sinds 1993 werkt Hajer bij de Hogeschool Utrecht; sinds 2002 als lector Lesgeven in de multiculturele school (2002-2010) en vervolgens Geletterdheid. Daarnaast is ze hoogleraar aan de Universiteit Malmö (Zweden).