Achtergrond

Meer dan glitter: dit is Pride anno 2025

Caitlyn Gil (links) en Elena Valbusa (rechts). Foto: Kees Rutten

Op zaterdag 7 juni is het zover: de Utrecht Canal Pride vaart de grachten weer op. Verwacht regenboogvlaggen, pompende beats en fabulante outfits. Maar onder de feestvreugde schuilt ook een andere boodschap.

De boot van de Hogeschool Utrecht, Universiteit Utrecht en het UMC draagt dit jaar het thema Out Loud and Proud. Wat betekent dat anno 2025? We vragen het aan Elena Valbusa, diversity officer aan de HU, en Caitlyn Gil, studentassistent bij de Gender & Sexuality Alliance (GSA).

De voorbereidingen zijn in volle gang, vertelt Caitlyn Gil. Zij is één van de motoren achter de Pride-boot van de HU, UU en UMC. ‘Er is een team voor communicatie, entertainment, dj en catering,’ somt ze op. Zelf stort ze zich op de versiering van de boot. ‘We zitten nu echt in de laatste fase. Het wordt gaaf!’ Ruim twintig HU’ers zijn van de partij op de boot.

Voor Elena Valbusa is Pride veel meer dan een feestje op het water. ‘Het is een ode aan het leven. De kleuren, de vreugde, de strijdbaarheid – ik vind het prachtig. En ik snap niet dat daar weerstand tegen is.’

Het gaat niet goed

Toch is die weerstand realiteit. Valbusa wijst naar de Verenigde Staten, waar queerhaat steeds vaker overheidsbeleid is. Denk aan het verbod op transgenderzorg, het weren van de regenboogvlag bij overheidsgebouwen en het schrappen van woorden als “non-binair” uit officiële communicatie. ‘Te woke’, vond president Trump.

Maar die ideologie blijft niet beperkt tot de overkant van de oceaan. ‘De queergemeenschap wordt als eerste geraakt als het misgaat’, waarschuwt Valbusa.

En in Nederland gaan de alarmbellen al af. De cijfers liegen niet: vorig jaar vond minder dan de helft van de lhbti+’ers dat het goed gaat in Nederland. Een dieptepunt. 1 op de 10 queerpersonen ervaart geweld, en de leider van de grootste politieke partij van Nederland, Geert Wilders, deinst er niet voor terug om openlijk anti-queer retoriek te verspreiden.

Toch zien Valbusa en Gil bij de HU iets anders ontstaan: een tegenbeweging van verbondenheid. ‘Juist nu zie ik méér solidariteit’, zegt Valbusa. ‘De HU voelt als een veilige bubbel waar ik niet steeds een discussie hoef aan te gaan. Dat is een verademing.’

Gil sluit zich daarbij aan: ‘Je moet sterk blijven. Positief, maar ook bewust van wat er speelt in de wereld.’

Bezuinigingen slaan toe

Die veilige bubbel is mede te danken aan clubs als de GSA. Voor Gil, geboren en getogen op Aruba en nu twee jaar in Nederland, was het een warm bad toen ze zich aansloot. ‘Het is zó fijn om een plek te hebben met mensen zoals ik – en allies. Zeker als je uit een minder progressief land komt.’

Maar donkere wolken hangen boven deze clubs: de HU gaat flink bezuinigen. ‘Als het aan mij lag, zou ik het budget voor diversiteit verdubbelen,’ zegt Valbusa lachend. ‘Maar de realiteit is anders. Het is een landelijk probleem. Dus moeten we creatief en efficiënt zijn met de middelen die we hebben. Daar zijn we ook in gesprek over met het bestuur’

Dat betekent: inclusie en diversiteitsvraagstukken niet apart aanbieden, maar meer verwerven in het bestaande onderwijs. ‘Het moet mainstream worden. Geen extra les of werkwijze, maar onderdeel van de les,’ vertelt Valbusa.

Lastige puzzel

Voordat de HU-boot het water op gaat, houdt Gerard van Assem, lid van het college van bestuur van de HU, een speech voor de “matrozen”. Hij is medeverantwoordelijk voor de bezuinigingen. Ongemakkelijk?

‘Nee’, zegt Valbusa. ‘Hij staat daar als bondgenoot. Hij heeft een moeilijke financiële puzzel te leggen, maar mijn ervaring is dat hij echt naar alle stemmen luistert. Hij hoeft daar niet te staan – en hij doet het toch.’

Ook bij de GSA wordt het puzzelen, vertelt Gil. ‘Minder budget betekent minder uren. Dat vertaalt zich in minder activiteiten. En de werkdruk stijgt, want je wil je blijven inzetten. Dat maakt het niet makkelijk.’

Volgend jaar weer?

‘We moeten natuurlijk weer een aanvraag doen als we volgend jaar weer mee willen varen’, zegt Gil. ‘Maar ik denk dat we weer er bij zijn, samen met onze vrienden van de Universiteit Utrecht en UMC.’