Interview

Nieuw collegelid Wilma Scholte op Reimer: ‘Ik roei het liefst samen’

Wilma Scholte
Foto: Kees Rutten

Energiek en breed glimlachend komt het nieuwe lid van het college van bestuur aangelopen. ‘Hallo, ik ben Wilma, wil je koffie? Zeg maar “jij”, dat vind ik fijner, dan staan we wat dichter bij elkaar. Ik zeg het één keer en als je wil blijven ‘u-en’ is dat ook oké. Nee, deze kamer is niet van mij, ik heb geen vaste kamer. Mijn laptop is mijn kantoor, heel netjes opgeruimd. In mijn tas is het juist een rommeltje.’

Op 1 februari bent u officieel begonnen aan Hogeschool Utrecht. Hoe zijn uw eerste dagen geweest?
‘Heel erg leuk. Ik voelde me héél warm welkom geheten door iedereen. Op het onderwijsfestival kon ik al ongezien rondlopen en de sfeer proeven. Prachtig festival. De instituutsdirecteuren heb ik leren kennen op een jaarlijkse tweedaagse in Apeldoorn, ook informeel. De mensen zijn hier los en open van karakter, hebben veel discussie, het is levendig. Nee, ik voelde me niet opgelaten en had ook niet het gevoel dat iedereen naar me kijkt. Stress voel ik eerder bij praktische zaken, zoals het parkeren van mijn auto en het koffiekaartje. Misschien dat ik binnenkort met een e-bike naar de HU kom, dat is 25 kilometer vanuit Bussum.’

Bent u altijd zo enthousiast?
‘Ik durf wel te zeggen dat ik positief ben ingesteld, ja.’

Gaat u op zoek naar een maatje binnen de HU?
‘Een beetje, maar ik héb ze ook al. Ik zit in een appgroepje met Jan en Tineke (Bogerd en Zweed, de twee andere collegeleden – red.). Aan Wichert en Annelies (Duyvendak en De Jeu, dienstendirecteuren -red.) kan ik ook alles vragen. Mijn bestuurssecretaris is ook goud waard. Ik heb nog nooit in mijn carrière zoveel ondersteuning gehad. Zodra ik een vraag heb of een document zoek, staat er een heel team voor me klaar.’

Hoe lang wordt uw wenperiode en wat gaat u erin doen?
‘Dat verschilt per dossier. In de onderzoeksportefeuille ben ik al goed thuis door mijn twaalf jaar ervaring bij de Hogeschool van Amsterdam. Het belangrijkste vind ik dat ons onderzoek aansluit op de behoefte van de regio Utrecht. Ik lees het Utrechtse nieuws, kijk RTV Utrecht, vraag documenten op van de gemeente en van de HU natuurlijk. Ik praat ook met partners die we al hebben, zoals het UMC, Universiteit Utrecht en het RIVM. Aan iedereen vraag ik wat er speelt, waar behoefte aan is en waar ik op kan voortborduren.’

Waarom is die verbinding met de praktijk nodig?
‘Kennis beklijft beter als je ziet waar je het voor nodig hebt. Hoe meer je ziet welke betekenis je hebt in de beroepspraktijk, des te beter je leert. Ik heb zelf Engelse woorden moeten stampen op school, maar heb pas Engels leren praten door het te doen. Bij de universiteit ligt het zwaartepunt bij de wetenschap, maar op het hbo moet de student leren wat hij ermee kan uitrichten in de wereld.’

In 2016 vertelde u in een video over wijkziekenhuizen die u wilde opzetten in Amsterdam. Is dat gelukt?
‘Ik deed dat niet in mijn eentje, haha. We vonden het belangrijk dat de zorg dichter bij de mensen kwam en kleinschaliger werd. Het is gelukt, we hebben nu twee wijkklinieken, maar de grootste uitdaging blijft de financiering. Ik heb ervan geleerd dat je bij zo’n project zoveel mogelijk partijen moet betrekken: economen, ICT, verpleegkundigen, patiënten, noem maar op. Ik kan het niet vaak genoeg zeggen: samenwerking tussen alle disciplines is van levensbelang.’

U krijgt vijftien directeuren onder u. Wat gaat u ze vragen, komende weken?
‘Waar ze trots op zijn, wat er minder gaat, hoe de bedrijfsvoering eruit ziet, hoe het staat met de belangrijkste thema’s van het instituut. Maar ook: hoe het met henzelf gaat, welke persoonlijke ambities ze hebben.’

Misschien hebben ze geen ambities?
‘Ik heb lang genoeg als leidinggevende gewerkt om te weten dat ze die wel hebben. Iedereen heeft een passie.’

Wat voor type leidinggevende bent u?
(Lacht) ‘Wat voor type? Geen idee! (Denkt na). Ik ben betrokken, toegankelijk, rechtvaardig en ik hou van meters maken. Altijd bezig met de lange termijn ook, minstens vijf jaar vooruit.’

Waar bent u allergisch voor?
‘Als mensen om de hete brei heen draaien, vind ik dat ingewikkeld. Als ze iets dwarszit, moeten ze dat zeggen. Eén keer je mond houden om de lieve vrede te bewaren kan verstandig zijn, maar ik vind het jammer als ik de kamer uitloop en het gevoel heb dat er iets mis is. Ik ben niet bang voor confrontaties, maar heb niet veel conflicten gehad.’

Wat is uw slechte eigenschap?
(Lacht) ‘Ik moet wel opletten dat ik iedereen meekrijg, haha. Ik kan teveel willen, idealistisch of zelfs een beetje onrealistisch zijn. (Serieus): Ik moet mezelf de vraag stellen of iedereen goed genoeg meekomt, anders sta ik aan het einde in mijn eentje met mijn ideeën.’

Ben u gevraagd of reageerde u op een vacature?
‘Tot mijn verrassing werd ik gevraagd door een bedrijf. Daar moest ik een soort test voor doen. Aan de hand daarvan maakte dat bureau een profiel van mij voor de Raad van Toezicht, een sollicitatiebrief was niet nodig. Een poos later zat ik aan een grote tafel tegenover de toelatingscommissie, met onder andere instituutsdirecteuren en leden van de Hogeschoolraad. Ik had inmiddels over de HU gelezen, vond het ontzettend spannend en dacht: “Ik wil wel heel graag dat dit lukt.” Toen de commissie overtuigd was, volgde ten slotte een gesprek met Jan en Tineke. Daarin moesten we erachter komen of het klikte tussen ons, want we moeten het samen doen, als een soort drie musketiers.’

Wat maakt dat u het werd?
‘Ik heb veel functies gehad op hogescholen, heb zelf ook een hbo-opleiding gedaan, ben ondernemend en verbindend.’

U bent begonnen als wijkverpleegkundige. Waardoor zit u nu hier?
‘Op de middelbare school kreeg ik Pfeiffer en belandde door complicaties een half jaar in het ziekenhuis. De verpleegkundigen waren als engelen aan mijn bed. Daardoor koos ik voor verpleegkunde. Ik had trouwens ook naar de modeacademie gewild, maar dat vonden mijn ouders niets. Zij hadden een veeteeltbedrijf en we praatten aan de keukentafel altijd over hoe dat beter kon.  Door die gedrevenheid heb ik altijd in studieverenigingen gezeten, eerst bij verpleegkunde in Twente en daarna tijdens gezondheidswetenschappen in Maastricht. Maar de binding met verpleegkunde heb ik altijd gehouden, ik heb ook altijd mijn BIG-registratie gehouden, tot een paar weken terug, maar ik heb nu besloten dat het echt niet meer kan.’

Waar heeft u het nu thuis over aan de keukentafel?
‘Ik heb drie kinderen van 12, 14 en 16. Tegen hen zeg ik: “De wereld ligt aan je voeten, ga ervoor.” Uit de klas waar ik vandaan kom, zijn er uiteindelijk maar twee van de zestig uitgevlogen. Ik ben blij dat ik daar niet ben blijven wonen, hoe fijn het er ook was. Mijn man heb ik op mijn 22ste leren kennen op de Veronicaboot in Maastricht. Wim is medisch specialist op het gebied van de nieren. Ik viel op zijn humor en hij is vrij introvert. Dat past goed bij mij, want ik ben juist extravert. Als ik niet werk, ben ik het liefst bij mijn gezin of met vrienden. Ik heb altijd voltijds gewerkt en heb daar niets voor hoeven inleveren. Daar moet ik wel bij zeggen dat mijn kinderen altijd gezond zijn geweest en dat we niet veel tegenslag hebben gehad. Anders was het misschien moeilijker geweest. En ik roei graag, behalve in een skiff. Samen ben je sterker en het is gezelliger’

Wat is het verschil tussen de HvA en de HU?
‘De HU is overzichtelijker. Ik heb als bestuurder direct contact met de instituutsdirecteuren. Bij de HvA zat daar mijn functie tussen, namelijk de decaan. Het was daar gelaagder.’

Wat ontbreekt er nog aan de HU?
‘Ik denk dat ik een bijdrage kan leveren aan de wisselwerking tussen onderwijs, onderzoek en praktijk, en de verschillende expertisegebieden kan helpen verbinden, daar liggen kansen.’

Heeft de HU een imagoprobleem?
‘Ik dacht al dat je daarover zou beginnen, haha. De Nationale Studenten Enquête is het perspectief van studenten, maar de HU scoort op het gebied van masters bijvoorbeeld juist hoog. Maar als we over vijf jaar nog steeds onder aan de lijst staan, zou ik dat jammer vinden, want je kunt zeggen wat je wil, het is niet fraai. Het belangrijkste wat we daar tegen doen is werken aan de studentbetrokkenheid. Studieverenigingen beter maken, en dergelijke.’

Zitten studenten daarop te wachten?
‘Als je denkt van niet zou ik het interessant vinden om daar eens met je over door te praten.’

Eén van uw portefeuilles is het alumnibeleid. Wat wilt u daarmee bereiken?
‘Ik begin altijd met de vraag: “Wat is er al?” Alumni kunnen ons vertellen wat hun ervaringen zijn met de HU en ze kunnen ons bijvoorbeeld stageplaatsen geven.’

Mogen we nog een paar wistjedatjes?
‘Ja, leuk.’

Vakantie?                         ‘Duiken in Egypte.’
Vliegschaamte?              ‘Ja, dat maakt aankomende zomer ingewikkeld.’
Muziek?                           ‘Prince, Red Hot Chili Peppers, Rihanna’
Dansen?                           ‘Graag. In clubs, op North Sea Jazz of in de Ziggo Dome’
Eten?                                ‘Sushi’
Visschaamte?                  ‘Nee’
Leest u Trajectum?        ‘Ja graag. Ik hou van het kritische perspectief van zo’n platform. Maar het moet een genuanceerd beeld geven van de school.’

Waar bent u over tien jaar?
‘Ik heb 12,5 jaar bij de HvA gezeten. Over tien jaar werk ik nog steeds bij de HU.’