Allochtone jongeren die een lerarenopleiding voor het
voortgezet onderwijs volgen, haken vaker af dan hun autochtone medestudenten. Ze
hebben vaak de ambitie niet om de opleiding af te maken. Ook problemen met taal
en conflicten thuis spelen een rol.
Het verschil is groot: 43 procent van de niet-westerse allochtone
studenten stopt na één jaar met zijn tweedegraads lerarenopleiding. Onder
autochtone studenten is dat slechts 27 procent. De redenen zijn vaak dezelfde: veertig
procent zegt een verkeerde studiekeuze te hebben gemaakt. Dertig procent stopte
om de slechte kwaliteit van het onderwijs.
Het verschil zit hem in de overige redenen. Allochtone stakers vinden
vaker dat ze onvoldoende taalvaardigheid (11 tegen 2 procent) of ambitie hebben
(22 versus 10 procent) om de opleiding af te maken. Daarnaast ontbreekt het allochtone
studenten vaker aan steun van vrienden en familie (6 tegen 1 procent) en kunnen
ze hun studie soms niet met hun andere taken combineren (10 tegen 2 procent).
Het
Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt, dat opdracht gaf voor het onderzoek,
raadt de opleidingen dan ook aan de mogelijkheden voor deeltijdstudie te
verruimen. Ook de cultuur op de opleiding kan ´diversiteitsvriendelijker´. Dertien
procent van de allochtone uitvallers kreeg er naar eigen zeggen met
vooroordelen of een gebrek aan steun te maken, tegen 7 procent van de
autochtone stakers.
Verder zijn er opvallend weinig verschillen tussen autochtone en
allochtone uitvallers. Ze stoppen op hetzelfde moment en met evenveel
studiepunten, en stappen even vaak over naar een andere studie. Het percentage jongeren
dat als eerste uit het gezin ging studeren, was in beide groepen ongeveer even
hoog. Ook vonden allochtone stakers even snel een stageplek en voelden ze zich
daar net zo thuis als autochtone studenten. Wel komen ze relatief vaker van het
mbo en zijn meer van hen gelovig.
