De prestatieafspraken met het ministerie zullen het hoger beroepsonderwijs verbeteren, verwachten de medezeggenschapsraden. Maar dan moeten de hogescholen wel meer docenten in dienst nemen.
Zeventien hbo-medezeggenschapsorganen deden mee aan een enquête van hun eigen overkoepelende vereniging (VMH). Ze zijn opvallend positief over wat de prestatieafspraken zullen uithalen, bevestigt voorzitter Jan Willem Bruins. Vrijwel allemaal denken ze dat die tot verbetering van het onderwijs zullen leiden.
Vanuit besturen van hogescholen is er de nodige kritiek op het voornemen van demissionair staatssecretaris Zijlstra om hogescholen en universiteiten financieel af te gaan rekenen op hun prestaties. Zeven (en op termijn twintig) procent van de bekostiging wordt afhankelijk van onder meer de onderwijskwaliteit en het rendement.
Uit de enquête blijkt dat sommige hogeschool-besturen helemaal niet hebben overlegd met het personeel over de afspraken: negen deden dat wel en zes niet. Toch zegt maar één medezeggenschapsraad niet tevreden te zijn over zijn invloed op de prestatieafspraken. Welke raad dat is, wil de VMH niet zeggen.
De negen medezeggenschapsraden die zeggen dat ze wel enige invloed hadden, geven aan dat ze de ambities van de bestuurders soms temperden of omgekeerd juist meer contacturen bedongen. Ook wilden ze meer aandacht voor de opleidingscommissies.
De meeste hogescholen hebben in hun voorstellen aan het ministerie niet volgens de zogenoemde ‘Berenschotmethode’ uitgerekend hoe hoog de overhead is. Iets grovere cijfers zijn er wel: het aantal docenten versus ondersteunend personeel is 59 tegen 41 procent. Dat aandeel docenten zou moeten toenemen tot 62,7 procent, vinden de hogescholen.
De medezeggenschapsraden waarschuwen wel dat personeelsleden die alleen maar onderzoek doen in de afspraken meetellen als ‘docent’. ‘De vraag is dus of extra onderwijzend personeel straks wordt ingezet voor onderzoek of onderwijs’, zegt Bruins. ‘Alleen in het laatste geval gaat het aantal contacturen in het hbo daadwerkelijk omhoog.’
Slechts de helft van de hogescholen rekent de student-docentratio uit in haar voorstel. Dat was een optie in de prestatieafspraken; instellingen hoefden het niet te doen. Bruins beaamt dat dit niet zo’n populaire maatstaf is onder de instellingen. ‘Ze hebben te maken met een definitiekwestie: is een onderzoeker ook een docent? Bovendien is het een harde norm en gaan hogescholen die hem stellen echt met de billen bloot.’
In de enquête werd expres niet gevraagd naar de verwachte effecten van de prestatieafspraken op het studiesucces en -rendement, zegt Bruins. Daarover hebben medezeggenschapsraden allemaal twijfels. ‘Niemand is tegen meer studiesucces, maar het gevaar is dat er door de prestatieafspraken nieuwe perverse prikkels ontstaan.’