Achttienduizend oud-studenten moeten hun basisbeurs terugbetalen. Zij studeerden niet binnen tien jaar af en hebben een gezamenlijke schuld van tachtig miljoen euro, blijkt uit cijfers van de IB-Groep. De totale studieschuld bedraagt ruim drie miljard.
Halverwege de jaren negentig voerde toenmalig onderwijsminister Ritzen de prestatiebeurs in. Voortaan zou de basisbeurs alleen een gift zijn voor studenten die binnen tien jaar hun wo- of hbo-diploma haalden. De eerste lichting die onder de nieuwe regeling viel, begon in september 1996 met studeren. Van deze tachtigduizend studenten haalden ruim twintigduizend studenten de eindstreep niet, of niet op tijd. Ongeveer tien procent van die groep haakte voor 1 februari 1997 af en hoefde niets terug te betalen. Van de overige achttienduizend – 22,5 procent van de totale populatie – is de basisbeurs omgezet in een lening.
Van de achttienduizend zijn dertienduizend (72 procent) afkomstig uit het hbo, wat kan worden verklaard uit de instroom: bijna zestigduizend studenten kozen in 1996 voor een hogeschool, tegen ruim twintigduizend voor een universiteit. In procenten uitgedrukt scoort het wo met 24 procent uitvallers zelfs slechter dan het hbo, waar een krappe 22 procent voortijdig stopte of niet op tijd klaar was.
Een woordvoerder van de IB-Groep reageert verbaasd op de berichtgeving in de Telegraaf van vrijdag 8 februari, waarin staat te lezen dat er voor 240 miljoen euro aan basisbeurzen wordt teruggevorderd. ‘In onze administratie en die van het ministerie van OCW staat voor tachtig miljoen euro aan terugvorderingen uit. Dat is dus beduidend minder.’ (HOP)