Columns

Obama’s vriendje zet onderwijsstempel

Aan de andere kant van de oceaan benoemde president Obama zijn basketbalvriendje Arne Duncan,die tot dan toe slechts acht jaar als directeur van de Chicago public schools had gefungeerd, tot Secretary of Education. Toch vertrouwde Obama hem 70 miljard dollar toe voor een landelijk stimuleringsfonds, dat Duncan aan de staten mocht uitdelen. Een staat komt in aanmerking als deze zich houdt aan vier beloftes:
– opkrikken van de standaarden

– betere leerkrachten aantrekken en huidige docentencorps verbeteren

– onderzoek naar vorderingen van studenten en kwaliteit van leerkrachten

– van falende scholen goed scorende scholen maken.

In Amerika zijn twee stromingen:
1. Free-market reformers
2. Liberal traditionalists.
De eerste groep gelooft dat je met competitie, vrije keus en beloningen het onderwijs kan verbeteren. Zij zetten zogenaamde charter schools op, vergelijkbaar met ons bijzonder onderwijs. De scholen krijgen wel overheidssubsidie, maar zetten hun eigen standaarden. De aanhang van de tweede groep is te vinden bij de onderwijsbonden. Zij pleiten voor openbaar onderwijs, omdat ze denken dat de charterscholen die ook veel donaties krijgen, zorgen dat er "rijke en arme scholen" komen. Duncan is aanhanger van de eerste stroming. Het is afwachten of hij scoort en of het een voorbode voor ons land is.