De recente wetswijziging die het middelbare scholen onmogelijk maakt docenten met alleen een pabodiploma aan te nemen, moet worden teruggedraaid, vinden veel schoolleiders. Vooral in het praktijkonderwijs maken onderwijzers zich erg nuttig.
Het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) heeft laten uitzoeken (pdf) wat het aandeel is van pabogediplomeerden op middelbare scholen. Hoewel de pabo eigenlijk opleidt tot leraar basisonderwijs, mogen docenten die voor 1 augustus 2006 de pabo hebben afgemaakt ook vakken als wiskunde en Nederlands geven op middelbare scholen.
Daaraan kwam een eind met de Wet beroepen in het onderwijs. Die verbiedt scholen in het voortgezet onderwijs leraren aan te stellen die na 1 augustus 2006 hun pabodiploma hebben gehaald. Ze kunnen nu alleen aan de slag als zij-instromer en moeten dan wel hun tweedegraads lesbevoegdheid halen.
Dat is vooral een gemis voor praktijkscholen. Want daar bestaat het lerarenbestand voor zo’n zestig procent uit pabogediplomeerden. In het vmbo – en dan met name bij het leerwegondersteunend onderwijs – is dat dertien procent.
Uit het onderzoek van SBO blijkt dat onderwijzers erg gewild zijn in het praktijkonderwijs. Ze krijgen met name waardering voor hun pedagogische en didactische kwaliteiten en leerlingenzorg. Ze zouden het soms zelfs beter doen dan hun collega’s met een tweedegraads lesbevoegdheid. Scholen vinden het daarom niet nodig dat hun docenten met pabodiploma die extra bevoegdheid halen, zoals de wet nu voorschrijft.
Als het aan de scholen ligt wordt de wetswijziging dan ook teruggedraaid. ‘Schoolleiders en leraren vinden de pabo prima aansluiten bij het praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs van het vmbo’, zegt SBO-directeur Freddy Weima. ‘Waarom zou je hun bevoegdheid dan niet in ere herstellen?’