Marijke Kolk is docent bij Journalistiek. Iedere veertien dagen schrijft ze een column voor Trajectum. Deze keer: waar praten docenten over in hun medewerkersruimte? En waarom heeft Marijke zo’n leuke klas?
Verscholen in een hoekje op de tweede etage van het gebouw Heidelberglaan 15 bevindt zich de medewerkersruimte van het Instituut voor Media. In dit heilige der heiligen verpozen de docenten als zij niet voor de klas staan. Ook ik zit er regelmatig in de uren tussen twee lessen in. Even kletsen met collega A over de verre reis die hij gaat maken, met collega B over het nieuwste boek van Giphart of met collega C over haar net aangeschafte paard. Van werken komt meestal niet veel. Over studenten praten we ook, zo nu en dan. ‘Jij hebt echt een hele leuke klas’, zei laatst de collega die een keer voor mij had ingevallen. ‘Ja, zij heeft een topgroep’, beaamde een ander.
Vandaag was ik niet in de medewerkersruimte te vinden. Ik was in Amersfoort, met mijn níeuwe klas. En voorbereid: zo leuk als met klasje D13 zou het niet meer worden. Om half elf kwam ik Café Van Zanten binnen. Vijfentwintig hoofden draaiden zich naar me om. Geroezemoes, het rinkelen van kopjes. Ik stelde mezelf voor, er werd koffie gedronken, stamgasten worstelden zich een weg door de stoelen met daarop jassen en rugtassen, de barvrouw zette een muziekje op. Een kwartier later stierf het geluid weg, om na twee uur als een boemerang weer terug te keren. Ze waren de stad in geweest, op zoek naar verhalen.
‘Ik ben echt blij dat wij over Amersfoort gaan schrijven’, zei een Justin Bieber-achtige jongen terwijl hij een slok nam van zijn net bestelde warme chocolademelk met slagroom. ‘Ja, keileuke stad’, reageerde een meisje dat haar afkomst niet kon verloochenen. ‘Kei-leuk ja’, grapte een langbenige blondine, refererend aan Amersfoort als ‘keistad’. ‘Wie blijft er ook nog even hangen?’ vroeg de op het oog oudste van de klas, terwijl hij een biertje bestelde. Het was tenslotte al bijna half één ’s middags. ‘Kijk, ik heb een selfie met Ilja Gort, die kwam ik net tegen’, pochte zijn bar-buurman. ‘Heb je hem wel wat vragen gesteld?’ ‘Nee, dat niet.’ Gelach. ‘Sukkel.’
‘Lunch je ook mee?’, vroeg een knap meisje met lang donker haar, dat de toepasselijke naam Belle van haar ouders had gekregen, terwijl ze naar de achtergrondfoto van mijn telefoon keek. ‘Is dat je dochter?’ ‘Mijn pleegdochter.’ Ze wilde alles weten. Hoe, wat, waarom. ‘Dat wil ik later ook, pleegmoeder worden’, besloot ze tenslotte.
Terug in de auto dacht ik: misschien is elke klas wel de leukste klas.