Achtergrond

Op weg naar het Nieuwe Bouwen

Het Instituut voor Gebouwde Omgeving bestaat 100 jaar. De economische crisis en de bouwfraude laten hun sporen na in de bouwsector, maar heeft niet tot minder studenten geleid. Wel zijn nieuwe ontwikkelingen in de branche, zoals het integraal bouwen en driedimensionaal ontwerpen, aanleiding het curriculum drastisch te herzien.

De
bouwsector heeft het afgelopen decennium twee flinke klappen te verwerken
gekregen. Ten eerste was daar de zogeheten bouwfraude die de branche op zijn
grondvesten deed schudden. Klokkenluider Ad Bos bracht in 2001 in het
tv-programma Zembla aan het licht dat aannemers op grote schaal opdrachten
onderling verdeelden, terwijl die openbaar aanbesteed moeten worden. Daarbij
werden ambtenaren geregeld omgekocht.

De bezoedelde naam van de bouwbranche leidde er echter niet toe dat
aspirant-studenten zich van de bouwkunde- en aanverwante opleidingen afkeerden,
zegt Hiddo Velsink, clustermanager van het Instituut voor Gebouwde Omgeving.
Integendeel: ‘Als je meer aandacht krijgt, zowel in positieve als negatieve
zin, komen er meer studenten.’

Ook de financiële crisis van de afgelopen jaren is bij de bouwsector hard
aangekomen. Bouwprojecten worden geschrapt of komen stil te liggen, de
huizenmarkt stort in en veel kantoren staan leeg. De omzet van bouwconcerns
daalt drastisch, met als gevolg het schrappen van vele banen. Maar ook deze
onheilstijdingen hebben slechts beperkt invloed op de instroom van de
opleidingen. Het instituut kampt met een forse daling van het aantal duale
studenten. Werknemers op mbo-niveau die op kosten van de baas werken en leren
combineren, kloppen steeds minder bij de poorten van de hbo-bouwopleidingen
aan. ‘Maar bij de dagopleidingen merken we dat niet’, stelt Velsink vast.
‘Kennelijk willen scholieren nog steeds de bouwsector in.’

De bouwfraude en de economische crisis hebben er wel toe geleid dat de manier
van werken in de bouwwereld onder de loep is genomen. Het werken in de
zogeheten bouwketen is onder druk komen te staan. In deze traditionele manier
van opereren laat de opdrachtgever een architect een gebouw ontwerpen, neemt de
aannemer het bouwen voor zijn rekening, die er dan weer onderaannemers en
installateurs voor inschakelt. ‘De aannemers schrijven in op de laagste prijs. Als
ze gaan bouwen wordt alles aangegrepen om extra werk te gaan doen. Dit meerwerk
wordt tegen forse tarieven verricht. Een aannemer die kwalitatief goed werk wil
leveren tegen een faire prijs krijgt gewoon geen kans’, zegt de clustermanager.

INTEGRAAL
WERKEN

In plaats van het bouwen in de keten komt integraal werken bovendrijven, een
ingrijpende verandering. Eigenlijk zijn de rollen hierin omgedraaid: het is
niet de architect die bepaalt wat en hoe de aannemer bouwt, maar de
bouwonderneming krijgt de leidende rol. ‘De aannemer krijgt een algemene
opdracht om bijvoorbeeld een ziekenhuis te bouwen. Hij mag zelf bepalen hoe het
eruit ziet. De onderneming zoek daar een architect en onderaannemers bij. Hij
stuurt niet meer op meerwerk maar op een kwalitatief goed gebouw voor zo weinig
mogelijk geld.’

Deze omslag van het oude bouwen naar het nieuwe bouwen manifesteert zich op
beperkte schaal, maar wint steeds meer terrein. ‘In de literatuur en op
congressen merk je dat dit de toekomst is’, meent Velsink. ‘Dat heeft zijn
effect op het onderwijs, want je moet gaan nadenken of je studenten nog steeds het traditionele bouwproces aanleert of
dat we het nieuwe bouwen leidraad laten zijn in het curriculum.’ Net als in
bouwend Nederland vindt de omslag naar integraal denken bij de opleidingen
geleidelijk aan plaats. ‘Niet elke docent past direct zijn onderwijs aan.’ Maar
doordat de opleidingen casussen
uit de praktijk naar binnen halen komen de studenten ook in aanraking met
nieuwere vormen van bouwen. Daarbij speelt de aanstelling van Frens Pries in
2007 als lector Cultuurvernieuwing in de Bouw een belangrijke rol.

CV-INSTALLATIE

Met
deze nieuwe vorm van werken dienen de ingenieurs – naast een gedegen technische
kennis – in toenemende mate over sociale vaardigheden te beschikken. Zij voeren
niet enkel meer uit, maar zijn vanaf het begin bij een project betrokken. Het
mag niet meer zo zijn dat pas als het karkas gereed is de installateur erbij
gehaald wordt en te horen krijgt waar de cv-installatie moet komen. Want die
kan er dan pas achter komen dat het apparaat daar niet past.

Velsink: ‘Alle
betrokken partijen moeten vanaf het begin meepraten zodat de problemen waar zij
tegen aan kunnen lopen meegenomen worden. Daarom moeten onze afgestudeerden
weten hoe de collega’s van andere vakgebieden werken en communiceren. Dat
levert sneller een beter en goedkoper gebouw op.’

Maar de techneuten moeten niet alleen overleg plegen met collega’s; ook de
wensen van toekomstige gebruikers en bewoners van de projecten dienen gehoord
en gehonoreerd. ‘Als technicus kun je ervoor kiezen om bijvoorbeeld vanwege het
geluid alle ramen hermetisch af te sluiten en een fantastisch ventilatiesysteem
te installeren. Maar wat nou als de bewoner wil dat het raam open kan,’ vraagt
hij zich retorisch af.

DRIEDIMENSIONAAL

Een andere meer technische kentering in de bouwwereld is de overgang van
tweedimensionaal ofwel 2D-ontwerpen naar driedimensionaal (3D). De meeste
betrokkenen in de bouwwereld zijn gewend om de schetsen 2D te tekenen (op
papier of in de computer). Dit betekent in de praktijk dat alle participanten
in de bouwketen – zoals de architect, aannemer, constructeur en bouwfysicus –
zelf ontwerpen maken. Velsink: ‘In wezen wordt eenzelfde object tien tot twaalf
keer getekend door de verschillende partijen. Idealer is dat de architect in
zijn computer een 3D ontwerp maakt en dat de anderen dit uitwerken. Er wordt
dan voortgeborduurd op een bestaand concept. De computer kan dan automatisch
berekenen hoeveel beton er nodig is en voor de uitvoering kunnen er zonodig 2D-prints worden gemaakt.
Handig is ook dat de computer een signaal geeft als een trap of leiding wordt
ingepland waar dat praktisch niet mogelijk is.’

Leren studenten deze nieuwe manier van ontwerpen al? ‘Dat krijgen ze wel maar
nog niet systematisch genoeg. Ze beginnen in het basisjaar met 2D-tekenen en
later komt 3D aan bod. Terwijl ik graag zou zien dat dat wordt omgedraaid. Maar
om dit voor elkaar te krijgen moet het onderwijs behoorlijk op z’n kop gezet
worden. Want het curriculum is gebaseerd op de traditionele manier van bouwen
in de keten. In de praktijk gebeurt dit ook in tachtig tot negentig procent van
de bouwprojecten. De studenten moeten wel traditioneel geschoold worden, anders
kunnen ze na afstuderen niet uit de voeten.’

Maar, benadrukt Velsink, ‘we zijn nu zo ver dat we hebben besloten om het lesprogramma
op de nieuwe manier te gaan aanpakken. Het curriculum gaat met ingang van 2011
stapsgewijs vernieuwd worden.’

Van mts tot breed instituut *

Het Instituut voor Gebouwde Omgeving start honderd jaar
geleden als middelbare technische school (mts). Rond 1900 bestaat een grote
behoefte aan bouwkundigen voor de grote infrastructurele projecten in het land
en overzeese gebiedsdelen. Ook de regering bepleit vanwege het toenemend aantal
ambachtsscholen een doorstroming naar middelbare technische opleidingen.

Nadat in Amsterdam, Rotterdam en Dordrecht mts’en beginnen,
neemt de Nederlandse Aannemers Bond (NAB) het initiatief tot de mts voor de
destijds unieke richting bouwkunde. Er verrijst een schoolgebouw aan de toenmalige
Croeselaan (nu Vondellaan) in Utrecht. Het prestigieuze pand is voorzien van in
die tijd uiterst moderne voorzieningen als elektriciteit en centrale
verwarming. De architect ervan wordt tevens de eerste directeur. De school
staat lang bekend als de ‘mts van de aannemers’ met als enige studierichtingen
bouwkunde en weg- en waterbouw.

Binnen de Utrechtse muren heerst orde en tucht. Studenten
dienen hoe dan ook op tijd in het lokaal te verschijnen. En wie door
onbeschaafd optreden of een onverschillige houding een slecht voorbeeld geeft,
wacht verwijdering van school. Studenten krijgen niet alleen les in timmeren,
tekenen, wiskunde en materialenkennis, maar ook in boekhouden, vreemde talen en
EHBO. Na de Eerste Wereldoorlog ontstaan op veel plaatsen elders in het land mts’en,
vaak met een afdeling bouwkunde.

Tot de Tweede Wereldoorlog blijft het een school voor de
bevoorrechte klasse. Niet de ambachtsschool maar een diploma mulo-b en hbs-b
blijkt de meest voorkomende vooropleiding. Een beperkt aantal getalenteerde
leerlingen van de ambachtsscholen weet zich toegang te verschaffen. De
bouwkunde-mts gaat van start met enkele tientallen leerlingen, oplopend tot 100
in 1920, 400 begin jaren vijftig tot ruim 600 in de jaren negentig van de
vorige eeuw. In de loop van de tijd mogen de mts’en zich hogere technische
school (hts) noemen.

De wederopbouw medio vorige eeuw zorgt voor een impuls voor
techniekopleidingen. Er komen vele nieuwe lagere technische scholen (lts) en al
dan niet confessionele mts’en bij. In 1949 start in Utrecht de gemeentelijk mts
voor werktuigbouw en elektrotechniek. Vijf jaar later krijgt de Utrechtse mts
bouwkunde het specialisme landmeetkunde erbij, een logische aanvulling op de
bestaande studies. Later volgen ruimtelijke ordening & planologie,
milieukunde en bouwtechnische bedrijfskunde.

Begin jaren tachtig dient zich de grote fusieoperatie in het
hbo aan. De toenmalige minister Deetman gruwelt van het aantal van vierhonderd
bestaande afzonderlijke hbo-instellingen. Hij acht het inefficiënt en
verordonneert het samengaan van kleinere instellingen. Aldus fuseren in de
tweede helft van de jaren tachtig de technische hogere scholen en de heao-avondopleiding
in de regio tot Hogeschool Utrecht.

Vijf jaar later staat de volgende fusie voor de deur. De
Hogeschool Utrecht stapt in het huwelijksbootje met de Hogeschool Midden
Nederland en de Hogeschool voor Economie en Management (HEM). Daaruit ontstaat
de Hogeschool van Utrecht, met de faculteit Natuur en Techniek. In 1999
vertrekt de uitgebreide bouwkundeschool uit de vertrouwde Vondellaan en neemt
zijn intrek in het huidige onderkomen aan de Nijenoord, waar het uiteindelijk
wordt omgedoopt tot Instituut voor de Gebouwde Omgeving.

* "Van mts tot breed instituut" is een bewerking van de lezing van Frida de Jong, verbonden aan de sectie Geschiedenis
van de Techniek aan de TU Delft, tijdens de jubileumviering van het Instituut
voor Gebouwde Omgeving op 15 september.

Het 100-jarig Instituut voor Gebouwde Omgeving viert zijn
jubileum in twee fasen. Op 5 november vindt het congres ‘Gebouwde kennis in de
etalage’ plaats voor externe relaties. Hier zal Elco Brinkman
(bestuursvoorzitter Bouwend Nederland en oud-minister van VROM) een gedenksteen
onthullen.

De HU-lectoren Frens Pries, Mirjam Huffstadt en Vincent Gruis en
andere experts houden voordrachten. Verder zijn er workshops en
rondetafelgesprekken. Thema’s zijn onder andere: integrale aanpak en cultuur,
stedelijke vernieuwing en gebiedsontwikkeling, bouw en ict en duurzaam bouwen.

Op 15 september was er de jubileumviering ‘Jong geleerd, Oud
gedaan’ voor (oud)medewerkers, studenten en HU-management met lezingen, een
fototentoonstelling, een jubileumfilm en interviews met succesvolle alumni.
Voor impressies zie www.igo.fnt.hu.nl/jonggeleerd.

Het instituut telt zes opleidingen: bouwkunde, civiele
techniek, bouwtechnische bedrijfskunde, geodesie/geo-informatica, ruimtelijke
ordening & planologie en milieukunde.