De opleiding tot leraar in het basisonderwijs (pabo) trekt nog steeds weinig studenten van niet-westerse afkomst. Vooral de mbo’ers onder hen blijven weg.
De pabo’s tellen dit jaar meer dan 4.200 eerstejaars. Slechts 184 daarvan zijn van niet-westerse afkomst, blijkt uit de nieuwste cijfers van de Vereniging Hogescholen. Dat zijn er slechts tien meer dan vorig jaar.
Ze vormen nu 4,4 procent van de totale instroom aan de pabo’s. Vorig jaar was dat percentage net iets hoger: 4,5 procent. De pabo wordt dus weer een beetje witter.
Strengere eisen
‘Ik schrik er wel van’, reageerde minister Bussemaker vorig jaar toen het HOP de cijfers over allochtonen aan de pabo naar buiten bracht. ‘Het is een vervelend neveneffect van op zich terechte maatregelen.’
Ze doelde op de strengere eisen die de pabo’s tegenwoordig aan eerstejaars studenten stellen. Ze moeten bepaalde vakken hebben gevolgd of in een toets aantonen dat ze er genoeg kennis van hebben. Het kan zijn dat die eisen allochtone studenten afschrikken, speculeerde de minister.
Migrantenachtergrond
De studenten die overblijven hebben het overigens goed gedaan, staat in een brief die de minister vandaag aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. Van de eerstejaars studenten met een niet-westerse migrantenachtergrond ging 63 procent door naar het tweede jaar, tegen 39 procent in de lichting ervoor.
Maar de pabo blijft dus een wit bolwerk. Vorig jaar gingen er maar 49 mbo’ers van niet-westerse afkomst naar de pabo, dit jaar zijn het er 51. Wel kwamen er iets meer niet-westerse havisten: 82 tegen 66 vorig jaar.
In 2014, het laatste jaar dat nieuwe studenten nog een basisbeurs kregen, vormden de niet-westerse allochtonen acht procent van de instroom.