Ze zijn enorm gewild, maar uit onderzoek blijkt dat maar 20 procent van de pabo-studenten man is. Mannen kiezen veel vaker voor ICT en technische studies. Onterecht, vinden Lennert en Robin. De twee jongens vertellen over de leuke (en minder) leuke dingen van ‘man zijn’ op de pabo.
‘Al sinds mijn zesde wil ik leraar worden’, vertelt tweedejaars pabo-student Lennert (18). ‘Als schoolmeester is elke dag anders. Op mijn zestiende werkte ik in Dierenpark Amersfoort. Ik bestuurde attracties en hielp kinderen instappen bij de treintjes. Dat contact met kinderen vond ik heel prettig. Ik wist toen zeker: ik wil naar de Pabo.’
Robin (25) is derdejaarsstudent aan de pabo, maar voordat hij daaraan begon, studeerde hij Communicatie en Multimedia Design (CMD). ‘Voor een schoolopdracht moest ik kinderen interviewen over hun ouders langs het voetbalveld. Ik ontdekte hoe grappig het is om met kinderen te werken: ze zijn eerlijk, fantasierijk en stralen zoveel plezier uit als ze iets leuk vinden.’ Nadat hij zijn studie CMD afrondde, ging hij naar de pabo.
Sportklas voor extra jongens
In de klas van Lennert zitten vijf jongens en elf meiden. ‘Relatief veel jongens, maar dat komt omdat ik de sportklas doe.’
Ook Robin doet de sportklas: ‘In mijn klas zitten zestien studenten, waarvan zeven jongens.’ In de sportklas volg je de reguliere opleiding leraar basisonderwijs en er is extra aandacht en tijd voor sport en gezondheid.
Lennert: ‘We sporten elke week, van jongleren tot voetbal, en verzinnen ook gymlessen voor elkaar. We gaan samen op skivakantie en leren ook over het lichaam en bewegingsthema’s. Hierdoor halen we ook onze gymbevoegdheid voor de bovenbouw van de basisschool, iets waarvoor je anders een aparte eenjarige master voor moet doen.’
‘Als je dit niet gewend bent, kan het intimiderend zijn’
Tussen de meiden
Lennert vindt het jammer dat er weinig mannen in het vak zitten. ‘Ze zien het als vrouwenwerk en verdiepen zich er niet eens in. Of ze willen niet vanwege de kleuters.’
Dat hij veel meiden in zijn klas heeft, vindt hij niet erg. ‘Ik ga om met mensen die ik mag en waarmee ik een klik heb. Gender maakt niet uit. En in de klas is er geen meidensfeer, maar een studentensfeer. We pakken samen een terrasje en gaan uit.’
Robin was bij zijn vorige stage de enige man op school. ‘Maar ik altijd al meer geneigd om met vrouwen om te gaan. Als je dit als jongen niet gewend bent, kan het intimiderend zijn.’ Scholen zijn blij met mannelijke leerkrachten, merkt hij. ‘Een juf op mijn stage kon niet omgaan met een lastig jongetje. Mij lukte dat wel.’’
‘De kleuters vroegen: “ben jij een juf?”’
Kleuters
Stagelopen in een onderbouwklas is verplicht. Robin: ‘Ik werd bij de kleuters geplaatst en had daar niet per se zin in. Door de MeToo-schandalen mocht ik als man geen kinderen verschonen of billen afvegen. Dat vond ik prima, maar het voelde ook gek. Ik mocht iets niet omdat ik een man ben en ik weet van mezelf dat ik echt nooit aan kinderen zou zitten.’
Hij vond dat hij bij de kleuters te weinig uitdaging kreeg. ‘Het was meer gericht op opvoeden. Ik wil juist diepere gesprekken voeren met kinderen en dat kan ik pas bij kinderen vanaf groep 6.’
Lennert dacht dat hij kleuterklassen niet leuk zou vinden. ‘Ik had verwacht dat het een soort kinderopvang zou zijn. Tijdens mijn stage bij groep 1 en 2 ontdekte ik hoe leuk het was om kleuters te observeren en mee te doen in hun spel. Ze zeggen wat ze denken: “Wat is dat voor broek?” of “ik vind dat lelijk”. Ik heb een tijd een lange staart gehad en kleuters vroegen: “Ben jij een juf?” De lessen zijn simpel, maar je kunt ze uitbreiden en creatief zijn. Als de kleuters vlinders knutselen en ik vraag: “Is dat een schildpad?”, liggen ze helemaal in een deuk.’
Minpunten
Robin gaat met plezier naar de lessen, al vindt hij ze niet altijd nuttig. ‘De eerste twee jaar hebben we de basis geleerd, nu gaat het meer om inspiratie opdoen. We moeten ook zelf een lessenserie verzinnen. Een docent gaf een wandeling door Utrecht om te vertellen over belangrijke monumenten van de slavernij, ter inspiratie. Als je vervolgens een lessenreeks maakt met een heel ander onderwerp, vind ik dat niet nuttig. Dat soort inspiratie kan ik wel online vinden of op stage leren.’
Lennert: ‘De opleiding vind ik niet lastig, maar het is wel veel. Daarom zijn er ook veel mensen die afhaken. We begonnen met 34 en zijn nu nog maar met 16. We werken met cursussen. De één snap ik helemaal, de ander snap ik niet. We leren rekenen, geschiedenis en taal geven, maar pedagogiek vind ik het interessantste. Hoe ga je met het kind en de ouders om? Hoe voelt een kind zich veilig in de klas?’
Passie
In eerste instantie koos Robin niet voor de pabo, omdat hij iets creatiefs wilde doen. Nu blijkt dat dat als onderwijzer best kan. ‘Je geeft les vanuit methodes, maar je kunt er je eigen draai aan geven. Zo geef ik nu een les over de muziek uit videogames. Dat vinden de kinderen geweldig.’
Lennert is pas 18 en liep vorig jaar al stage in groep 7. ‘In het begin zeiden ze: “Hij is zo jong, is het wel echt een meester?” Na een paar weken kwamen ze naar mij met hun ruzietjes. Toen wist ik dat het goed zat.’
Toen hij na een half jaar afscheid nam, vertelden de kinderen wat ze het leukste vonden aan zijn lessen. ‘De geschiedenisles over Karel de Grote waarin ik een Kahoot-quiz deed en een spannend verhaal vertelde.’
Ook nam hij wel eens Pokémonkaarten van huis mee. ‘Dat vonden ze helemaal geweldig. Maar ik heb wel gezegd dat het eenmalig was, anders werd ik ‘Pokémonmeester’.