De rechtenstudenten die vorige maand van acht universiteiten in een ‘bombrief’ een verklaring eisten voor de hoge collegegeldtarieven van een tweede juridische masteropleiding, zijn niet overtuigd door de reacties van de instellingen.
Sinds dit collegejaar mogen hogescholen en universiteiten instellingscollegegeld rekenen voor wie aan een tweede studie begint. Studenten hebben recht op het volgen van slechts één bachelor en één masteropleiding tegen het lage wettelijke tarief. Wie zijn eerste opleiding al heeft afgerond, betaalt in veel gevallen het hogere instellingscollegegeld.
Maar volgens de studenten, verenigd in de Stichting collectieve actie universiteiten (SCAU), hanteren de instellingen veel te hoge tarieven voor een tweede masteropleiding. De beide universiteiten Amsterdam en die van Utrecht, Leiden en Tilburg vragen bijvoorbeeld tien à veertienduizend euro per jaar. Die bedragen staan niet in verhouding tot de kwaliteit en kostprijs van de studies, vinden ze. Volgens hen is het hogere collegegeld alleen bedoeld is om de misgelopen rijksbijdrage – vier- tot zesduizend euro per student per jaar – te compenseren. Ze mogen niet zomaar hetzelfde bedrag vragen als studenten van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) moeten betalen.
De meeste instellingen hebben de studenten laten weten dat zij hun tarieven wel degelijk baseren op de rijksbijdrage. Ze verschillen echter van mening met de studenten over de hoogte ervan. Volgens de Universiteit Maastricht, de Universiteit Utrecht en Universiteit van Amsterdam ontvangen ze normaal gesproken 12.166 euro voor een masterstudent. Tel daar het wettelijke collegegeld van 1713 euro bovenop en een collegegeld van bijna veertienduizend euro is gerechtvaardigd. Bij de Universiteit Leiden maakt men onderscheid tussen goedkope en dure masteropleidingen: de prijzen variëren er van 13.600 tot 20.200 euro.
Maar de studenten van SCAU zijn niet tevreden met deze rekensommen. Ze vinden dat de universiteiten een verkeerde uitleg geven van de Wet op het hoger onderwijs. Ze zijn bovendien verontwaardigd over de beknopte reacties van de ‘bijzondere’ universiteiten van Tilburg en Nijmegen, en de VU. ‘Deze instellingen doen een halfslachtige poging om de SCAU als een kwajongensclub het bos in te sturen’, schrijven de studenten verontwaardigd.
Juristen van deze instellingen wijzen er echter op dat zij als bijzondere universiteit niet onder de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) vallen. Maar dat is in het geval van de collegegeldtarieven onzin volgens de studenten, die verwijzen naar kritiek van staatssecretaris Zijlstra die vindt dat instellingen zich in dit opzicht niet te snel achter artikel 23 van de Grondwet moeten verschuilen. Ze eisen van de instellingen binnen twee weken een uitgebreide onderbouwing van hun tarieven.
Overigens stelt de VU dat zij het redelijk vindt om studenten die een tweede masteropleiding volgen hetzelfde bedrag te vragen als niet-EER studenten. Ook ontkent ze dat ze enkel een kostendekkend tarief ter hoogte van de rijksbijdrage mag vragen. Wel heeft ze de studenten uitgenodigd voor een gesprek.
Ook met een aantal andere instellingen gaan de studenten nog in gesprek. Maar ze laten in een persbericht weten intussen te werken aan een dagvaarding.
De ASVA, de Amsterdamse belangenbehartiger van studenten, steunt de SCAU en stelt zich financieel garant voor het starten van een rechtszaak. Op de website van de stichting kunnen studenten bovendien een donatie doen om het proces te ondersteunen.
PvdA-kamerlid Jadnanansing en CDA-kamerlid De Rouwe hebben kamervragen gesteld over de totstandkoming van de tarieven voor een twee studie.