Toen de hogescholen een aantal jaren geleden het fenomeen lectoren lanceerden om daarmee een onderzoekspoot binnen het onderwijs te creëren, werd om die reden bij universiteiten meewarig het hoofd geschud. Of zoals een Utrechtse hoogleraar het verwoordde: ‘Onderzoek aan een hbo kun je vergelijken met het openen van een goede fles wijn, waarbij je heel veel water doet.’ Het was geestig wat hij zei, maar getuigde ook van veel dédain.
We zijn inmiddels een aantal jaren verder, het lectorenleger rukt op en daarmee ook het onderzoek.
In dit nummer van Trajectum vertellen twee promovendi over hun onderzoek binnen het hbo naast het docentschap. Ze hebben een voucher gekregen, waarmee ze in vier jaar moeten promoveren.
Het was vooral in het begin pionieren, geven de twee in het artikel aan en de aanvankelijke schroom of een hbo-docent wel onderzoek kan verrichten bleek onnodig. Ook hebben ze te maken met gereserveerde hbo-collega’s en vooroordelen richting hbo vanuit de universiteit. Tijdens het debat over de identiteit van de hbo’er aan de vooravond van de opening van het academisch jaar eind augustus, kwam naar voren het verschil tussen een hbo en wo-student is, dat hbo-studenten direct aan de slag gaan bij een opdracht, terwijl hun collega’s van de universiteit de bibliotheek induiken en te laat tot daden komen. Dat lijkt nu het aardige van promoveren binnen een hogeschool. Je krijgt van beide wat mee en die combinatie blijkt dan de ideale docent op te leveren.
Achtergrond