Nieuws

Rijke vmbo’ers vaker naar het hbo

Vmbo’ers uit rijke gezinnen klimmen vaker op naar het hoger onderwijs dan die uit arme gezinnen. Het is een nieuw voorbeeld van kansenongelijkheid in het onderwijs.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek volgde de onderwijsloopbaan van duizenden vmbo’ers en legde die naast het inkomen van hun ouders. Kinderen uit rijke gezinnen hebben het makkelijker, is de conclusie.

Het gaat om vmbo’ers van de gemengde leerweg of de theoretische leerweg, oftewel de twee hoogste niveaus van het vmbo. Die komen het vaakst in het hoger onderwijs terecht, via het mbo of de havo.

Veertig procent van de leerlingen uit gezinnen met een hoog inkomen bereikt het hbo, tegen 32 procent van de kinderen uit gezinnen met een laag inkomen. Het gaat zeker niet alleen om uitzonderlijk arme of rijke gezinnen. Volgens de definitie van het CBS hebben twee op de vijf gezinnen in Nederland ‘weinig inkomen’, terwijl één op de vijf een ‘hoog inkomen’ heeft.

Sjoelbak
Dit voorjaar laaide de discussie over kansenongelijkheid in het onderwijs op. De Onderwijsinspectie liet zien hoe groot de verschillen zijn tussen kinderen van laagopgeleide ouders en hoogopgeleide ouders. Dit onderzoek van het CBS zal het vuur weer opstoken.

De eerste reactie komt van het Interstedelijk Studenten Overleg. ‘De stapel onderzoeken die ongelijkheid in het hoger onderwijs aantoont, begint torenhoog te worden’, zegt voorzitter Jan Sinnige. ‘Het onderwijs wordt meer en meer een sjoelbak waar je een keer in een hokje terecht komt en geen overstap meer kan maken. De Minister heeft een doekje voor het bloeden gegeven afgelopen tijd, maar er is veel meer geld en beleid nodig.’