Columns

Ruiken ze dat je dringend een kamer nodig hebt?

Foto: Kees Rutten

Ruim anderhalf jaar deed ik erover om een vaste kamer in Utrecht te vinden. Ik verhuisde vanuit Noorwegen en wist niets over hospiteren. Het enige dat ik wél snel wist, was dat ik er niets van bakte.

Hospiteeravond één. Met zo’n dertig andere meisjes hospiteerde ik in een gigantisch Veritas-huis, zonder kennis te hebben van wat Veritas was. Hopeloos. Hospi’s twee, drie en vier volgden. Toen al kwamen de woorden ‘Je bent het helaas niet geworden’ me de neus uit. Gelukkig kon ik ondertussen bij mijn oudtante van tachtig wonen. Bij hospi vijf kreeg ik onderhuur aangeboden gedurende zes weken. Wat fijn, dacht ik toen argeloos, dan hoef ik even niet te hospiteren.

Maar zo werkt het niet. Als je in onderhuur zit moet je keihard doorzoeken naar een nieuwe kamer. Je moet constant op kamers reageren, leuk doen en tijdens de hospi in te weinig tijd proberen ‘gezellig’ een biertje leeg te lurken. Ruiken mensen aan je dat je dringend een kamer nodig hebt? Schrikt dat ze af?

De zes weken liepen af. Ik had geen woonruimte. Ik pakte mijn koffer en trok twee weken in bij een vriendin. En maar doorhospiteren. Was ik echt zo stom dat niemand me wilde? Wat was er mis met me? De moed zakte me langzaam in de schoenen.

Vanaf december mocht ik zes maanden onderhuren in de flat op het IBB. Maar toen er een permanente kamer vrijkwam kon ik niet hospiteren; ik stond nog te laag op de SSH-wachtlijst. Er volgden nog tig verhuizingen en de vicieuze onderhuurcirkel was een feit. Doordat je met spoed een kamer nodig hebt, ben je ijlings aan het hospiteren en accepteer je alles wat maar langskomt.

Na anderhalf jaar zoeken in Utrecht stond ik eindelijk hoog genoeg op de wachtlijst van SSH. Ik werd uitgenodigd voor een hospi in een IBB-huis. De avond was leuk, het klikte met de bewoners en er zouden maar liefst dríe kamers vrijkomen! Toen werd ik gebeld: ze hadden geen vaste kamer voor me, nee, voor mij hadden ze een kamer in onderhuur. Ik stortte in. Maar toch heb ik het gedaan.

En eindelijk zat het mee. Na twee maanden kon ik doorschuiven naar een vaste kamer in het huis. Yes! Een kamer, van mij! Vanaf dat moment werd het leven weer wat zonniger.

De drie jaar die ik op die twaalf vierkante meter doorbracht zijn voorbij gevlogen en het einde van mijn IBB-carrière is inmiddels in zicht. Vorige week ging ik op zoek naar een nieuw huisje en zette ik me schrap voor nogmaals een periode vol afwijzingen. Tot mijn grenzeloze verbijstering werd ik bij mijn eerste hospi uitgekozen. Hoe kán dat? Is het een stukje zelfvertrouwen dat de afgelopen tijd is gegroeid? Hoe het ook zij, over twee weken vertrek ik naar een pakhuis in hartje Utrecht. Dag IBB.

Iedereen keek ook deze video: rekenen studenten straks op een koopwoning?