Waggelen als een pinguïn

Met een extra sweater onder mijn jas sta ik wat onwennig aan de rand van de schaatsbaan. Slanke mannen met stoppelbaarden zoeven mij soepeltjes in strakke schaatstenues voorbij. Als kind heb ik nooit leren schaatsen, maar ‘zo moeilijk zal het wel niet zijn’, denk ik hoopvol.

Op een ondergespoten bouwput naast sportcentrum Olympos geeft de Utrechtse studentenschaatsvereniging Softijs dinsdagmiddag gratis schaatsclinics voor beginners. Het is min vier. Flarden muziek waaien over de baan. Matthijs van Softijs is mijn coach deze middag. Ik trek mijn gehuurde Noren aan op een bankje. Maar hoe kom ik overeind? De eerste poging eindigt direct op de grond. Op schaatsen staan is moeilijker dan ik dacht. Na een paar minuten doen mijn voeten al zeer van het balanceren op de dunne ijzers.

Het klasje staat al op de baan op mij te wachten. Om bij hen te komen, maai ik met mijn armen in de lucht en til mijn voeten half op, zonder resultaat. ‘Je moet niet lopen maar glijden’, adviseert iemand mij vanaf de kant. Ja, duhuh. Maar hoe? Softijs voorzitter Patrick snelt dichterbij en sleept me naar de start. ‘Je moet met je gewicht op je ene been gaan staan en dan met de andere opzij duwen’, doet hij voor. Op een been staan? Dan klap ik toch op mijn gezicht? Het lukt me niet, wat ik ook doe.

Het klasje staat op het punt te vertrekken. Dit wordt niks. ‘Heb je misschien een stoel?’, vraag ik. Hij schudt zijn hoofd. Penningmeester Lazlo moet er aan te pas komen en pakt me bij m’n handen. Het hele bestuur is inmiddels met mij bezig. ‘Blijf met je voeten recht boven de ijzers, anders klappen ze snel om. En naar binnen blijven sturen,’ doceert hij, losjes achteruit schaatsend. Mijn bovenbenen protesteren. Niet alleen moet ik continu mijn balans bewaren, de schaatsen glijden als vanzelf steeds naar buiten. ‘Rechtuit blijven schaatsen, probeer als een pinguïn te waggelen’, moedigt hij me aan. ‘Je hebt al 150 meter geschaatst,’ zegt hij opbeurend. De baan is 330 meter. Om me te concentreren staar ik naar zijn voeten. Blaadjes, steentjes en luchtbelletjes glijden onder mij voorbij.

Mijn voeten staan krom van de pijn. Hoe doet Ireen Wüst dit? Na een rondje houd ik het voor gezien. Bij de koek en zopie ruikt het naar knakworst. Ik bestel een warme chocomel met slagroom. Het bloed klopt in mijn voeten, mijn bovenbenen trillen. Lazlo zwiert over de baan.