Deze week vertelde een Turks-Nederlandse student me hoeveel impact de aardbevingen in Turkije en Syrië heeft op zijn leven. Hij slaapt niet meer, eten lukt niet en studeren blijkt al helemaal lastig. Iedereen heeft het erover, iedereen wil wat doen. Van een Syrisch gezin hoorde ik hoe traumatisch al die beelden uit Noord-Syrië zijn. Er staat al zoveel op hun netvlies.
Ik was zelf vooral bezig met de rel rond de Kinderboekenweek. Met de online ophef over Pim Lammers die zich terugtrok als schrijver van het Kinderboekengedicht na doodsbedreigingen. Het raakt een belangrijk thema: het verschil tussen feit en fictie, tussen verhaal en werkelijkheid. Ik schrok ervan dat sommigen dát onderscheid niet leken te maken.
Het voelt ongemakkelijk wat ik nu op de socials zie: naast de berichten over Pim Lammers, make-uptutorials en TikTokdansjes, gaan beelden over de aardbevingen viraal. Zoals die van een man die de hand van zijn dode dochter blijft vasthouden en een video van een jong meisje dat haar kleine broertje beschermt onder het puin.
De verhalen van de mensen achter die foto’s komen steeds meer naar buiten. Ik weet nooit zo goed of ik ze wel wil zien of horen, maar toen ik een post tegenkwam van journalist Sinan Can, keek ik er net weer even anders naar. Ik vind het mooi en troostrijk om te lezen dat er al simpele woorden zijn gegeven aan mijn onbehaaglijk gevoel. Woorden voor de vader uit de foto. Woorden die de werkelijkheid in ander perspectief zetten.