Geld dat gemeenten krijgen voor studenten met een functiebeperking komt nauwelijks bij die groep terecht, blijkt uit een nieuw inspectierapport. De studietoeslag moet op de schop, vindt ook staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken.
Sinds de studietoelagen voor studenten met een functiebeperking in 2015 zijn overgeheveld van het Rijk naar de gemeenten, is nog maar een fractie van het beschikbare budget aan hen uitgekeerd. Krap drie miljoen van de 53 miljoen euro die bestemd was voor deze groep kwam tussen 2015 en 2017 daadwerkelijk bij hen terecht, blijkt uit een rapport van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Zoals gisteren ook al bleek uit een steekproef van de Landelijke Studentenvakbond zijn de verschillen tussen de gemeentelijke studietoeslagen groot: volgens de inspectie variëren ze van 30 tot 360 euro. Gemiddeld ontvingen studenten met een functiebeperking in 2017 maandelijks ongeveer 110 euro. Dit is nog geen 40 procent van de gemiddelde studietoeslag die ze kregen vóór de invoering van de Participatiewet in 2015.
Grote verschillen
Dat er 50 miljoen is blijven liggen, wijt de inspectie niet alleen aan de grote verschillen tussen gemeenten. Ook de criteria zijn strenger geworden, waardoor minder studenten in aanmerking komen voor een studietoeslag. Maakten in 2014 nog 12 duizend studenten gebruik van de toenmalige regeling, in 2017 bleef de teller steken op ruim 1.400. Daarbij speelt een rol dat veel studenten onbekend zijn met de gemeentelijke regeling.
De staatssecretaris ziet voldoende aanleiding om het systeem van studietoeslagen aan te passen. Ze hoopt de Tweede Kamer in het voorjaar duidelijkheid te geven over haar plannen.