Nieuws

Studeren of niet? Het leenstelsel heeft weinig effect, zegt CBS

Sinds de invoering van het leenstelsel beginnen iets minder havisten direct aan een hbo-opleiding, maar het inkomen van hun ouders speelt daarbij geen rol. Vwo’ers studeren juist iets vaker door. Ook gaan veel minder studenten op kamers.

Alom werd gevreesd dat het afschaffen van de basisbeurs ertoe zou leiden dat minder jongeren uit armere gezinnen gaan studeren. Maar dat valt mee, blijkt uit nieuw onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Boeggolf
De zogenoemde boeggolf buiten beschouwing gelaten – in 2013 en 2014 gingen extra veel scholieren direct studeren om zo nog net de basisbeurs mee te pikken – zijn de effecten op de doorstroom “gering”. De directe doorstroom van havo naar hogeschool nam inderdaad iets af: die schommelde tussen 2007 en 2012 tussen de 78 en 80 procent, en vorig studiejaar was dat percentage 76 procent.

Maar van de vwo’ers gingen er juist méér direct naar de universiteit. Tot 2012 gold dit voor pakweg 72 procent, maar na de invoering van het leenstelsel stijgt dat aandeel tot 76 procent. Waarom havisten nu iets minder vaak doorstuderen en vwo’ers juist vaker, kan het CBS niet zeggen.

Wel blijkt uit het onderzoek dat voor beide groepen het inkomen van de ouders geen invloed had. De onderlinge verschillen waren in 2015 niet groter dan in de jaren voordat de basisbeurs werd afgeschaft.

Op kamers
Het leenstelsel zorgt er wel voor dat veel minder studenten op kamers gaan. Dat bleek al eerder uit onderzoek van Kences, de koepel van studentenhuisvesters.  Vóór de afschaffing van de basisbeurs ging jaarlijks nog ruim veertig procent van de universitaire eerstejaars binnen vier maanden op kamers, maar vorig collegejaar gold dit nog maar voor een kwart van hen.

In het hbo, waar studenten traditiegetrouw sowieso langer bij hun ouders blijven wonen, is ook een flinke daling ingezet. Daar schommelde het percentage tussen 2007 en 2014 rond de 13 procent, maar begin vorig studiejaar besloot slechts zes procent binnen vier maanden het huis uit te gaan.

Volgens het CBS gaan kinderen van welvarende ouders altijd al vaker op kamers. Dat is nog steeds zo, maar ook op dit punt wordt de kloof tussen arm en rijk niet groter.


Dat minder studenten op kamers gaan is ook te zien aan het aantal jongeren dat in studentensteden gaat wonen. In 2015 is het aantal 17- tot 21-jarigen dat zich in universiteitssteden vestigt met 14 procent gedaald. Deze daling is met name sterk in steden met een relatief jonge bevolking zoals Groningen, Amsterdam en Utrecht.