Er is weinig terechtgekomen van de ambitieuze afspraken tussen ministerie en de HBO-raad om het bachelor-rendement te verbeteren. Prestatieafspraken per hogeschool of universiteit zullen beter werken, verwacht de Onderwijsinspectie.
De landelijke streefcijfers waren voor goede instellingen te weinig uitdagend, maar voor de achterblijvers moeilijk haalbaar volgens de inspectie. De meeste instellingen hebben wel hun best gedaan om de studie-uitval terug te dringen, het onderwijsrendement te verbeteren en meer studenten aan honours-programma’s te laten meedoen.
Vooral in het hbo is er weinig verbetering zichtbaar. Positief is de lichte stijging van het aantal uren per week dat hbo-studenten in hun opleiding steken (van 34 naar 37) en het aantal contacturen dat volgens hen van 14 naar 15 ging. En ook het opleidingsniveau van hbo-docenten ging de afgelopen jaren flink omhoog. In 2007 had 45,8 procent van hen een drs- of mastertitel en was 3,7 procent gepromoveerd. In 2009 waren deze percentages gestegen naar respectievelijk 55,2 en 7,7.
Daar staat tegenover dat maar 75,6 procent van de studenten die in 2003 aan het hbo begonnen en in 2004 nog steeds stonden ingeschreven – ze worden ‘herinschrijvers’ genoemd – in 2009 het diploma behaalde. Dat is zelfs een lichte achteruitgang ten opzichte van de 77,2 procent in 2007. De landelijke doelstelling dat in 2013 negentig procent van de ‘herinschrijvers’ binnen zes jaar zou moeten zijn afgestudeerd wordt bij lange na niet gehaald. Ook het aandeel hbo-studenten in honours-programma’s is volgens het ministerie nog erg laag: 0,2 procent.
Op 1 juli verschijnt de ‘strategische agenda’ van staatssecretaris Zijlstra. Daarin zal hij laten weten hoe de nieuwe prestatieafspraken met de instellingen er uit komen te zien.