Ons lichaam geeft de laatste vijfentwintig jaar het ene na het andere genetische geheim prijs. Eureka-momenten in stamcel-laboratoria te over, maar deze vertalen naar een eureka-behandeling kost tijd. Tijd, én voortschrijdend inzicht, hebben van leukemie een geneeslijke ziekte gemaakt.
Een doodvonnis, dat was de diagnose leukemie een paar decennia geleden. Hooguit twintig procent genas en leefde nog even door, maar de meeste patiënten stierven binnen een paar maanden. Veertig jaar geleden moesten we het namelijk doen zonder genetica, zonder stamceltherapieën, zonder landelijke gestandaardiseerde protocollen en zonder geïndividualiseerde therapie. Hoe anders is dat nu – 90 tot 95 procent van de patiënten blijft leven, na een steeds verfijnder afgestemde behandeling. Teruggaan naar het allerprilste begin (vooral bij hoog risico-leukemieën) blijkt een schot in de roos: navelstrengbloed.
De beste strijders tegen leukemie lijken cellen te zijn die nog van niks weten, vertelt kinderarts dr. Jaap Jan Boelens. Hij is immunoloog en beenmergtransplantatie-expert in het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ). ‘Cellen uit navelstrengbloed zijn nog niet geprogrammeerd voor een speciale taak, en juist daarom werken ze heel sterk tegen leukemie.’ Voor een beenmergtransplantatie (het vervangen van de eigen, bloedcellenaanmakende stamcellen door donor-stamcellen in het beenmerg) maken Boelens en het transplantatieteam van het WKZ gebruik van een wereldwijd navelstreng-netwerk: in bloedbanken over de hele wereld liggen, in vloeibare stikstof-vriezers, ruim 450 duizend navelstrengbloed-eenheden opgeslagen.
Transplantatie
Genezen van de meest voorkomende vorm van leukemie bij kinderen, ALL (zie kader), kan bij ruim 75 procent met alleen chemokuren. De overige patiënten hebben naast chemotherapie ook een beenmergtransplantatie nodig. Voordat nieuwe stamcellen voor het nieuwe beenmerg gaan zorgen, moeten eerst alle eigen beenmergcellen vernietigd worden. Sinds de jaren zeventig/tachtig, toen beenmergtransplantaties hun intrede deden, bestaat de voorbehandeling om eigen beenmergcellen op te ruimen uit totale lichaamsbestraling. Na die voorbehandeling en het toedienen van de donor-beenmergcellen, duurt het twee tot vier weken voordat deze donorcellen het nieuwe bloed voldoende aanmaken. ‘Die donor was
tot voor kort een broer of zus. Sinds medio jaren negentig worden er ook vrijwillige, onverwante, donoren gebruikt. Maar wij geven nu steeds vaker de voorkeur aan navelstrengbloedcellen’, zegt Boelens. ‘De nog naïeve cellen zijn in de ontvangende patiënt makkelijk ‘op te voeden’ om de foute leukemiecellen te doden. En, misschien paradoxaal, met navelstrengbloed neemt het risico op graft versus host-ziekte (afweerreactie donorweefsel tegen weefsel ontvanger, red) link af vergeleken met andere donoren. Transplantatieziekte die resulteert in een chronische vorm komt gelukkig relatief weinig voor op kinderleeftijd (10-15% van de overlevers), maar de gevolgen zijn ingrijpend en levenslang.’
Naast de ‘navelstrengbloedrevolutie’ is het individueler afstellen van de chemotherapeutische voorbehandeling een groot winstpunt van de afgelopen jaren. ‘Tien jaar geleden begonnen we met het optimaliseren van het voornaamste chemo-middel: Busulfan. Dankzij veel meten en steeds meer gestandaardiseerde werkwijzen hebben we heel veel geleerd over dosering. Het wordt nu geïndividualiseerd gegeven, waardoor het een veilig (laag toxisch) en effectief middel is voor de voorbehandeling.’
De huidige uitdaging van Boelens is om de voorbereiding op transplantatie stralingsvrij te maken, voor álle stamceltransplantatie-indicaties. ‘Dat gaan we doen door het optimale te halen uit de juiste chemo-cocktail, in de juiste dosering, op de juiste tijd. Daarnaast voorzie ik de komende vijf jaar de ontwikkeling van specifieke tumorvaccinaties, waardoor de eenmaal getransplanteerde navelstrengbloedcellen nog gerichter leukemische cellen kunnen afmaken.’
Tien keer te hoog
In maart maakten onderzoekers van het Erasmus MC bekend dat AML-patiënten (acute myeloïde leukemie -600 nieuwe volwassen patiënten per jaar) al twintig jaar lang een tien keer te hoge dosis chemo krijgen. De onderzoekers voorzien dat hun vondst – aan hun onderzoek deden 860 patiënten mee – een wereldwijde aanpassing van de dosering tot gevolg zal hebben. Winst voor de patiënten: nog steeds genezen van leukemie, maar minder bijwerkingen zoals ontstekingen
en darmklachten, minder vaak bloedtransfusies en kortere opnametijd in het ziekenhuis.
Wat is leukemie?
Leukemie is een verzamelnaam voor verschillende soorten kanker in bloedcellen. Bloedcellen (én leukemiecellen) worden gemaakt in het beenmerg. Een normale bloedcel begint blanco, en rijpt in het beenmerg uit tot een rode bloedcel, een witte bloedcel of een bloedplaatje. Dan laat het beenmerg ze los in onze bloedbaan om hun taken te gaan vervullen. Bloedplaatjes zorgen voor de bloedstolling. Rode bloedcellen zorgen voor zuurstoftransport naar alle organen. Witte bloedcellen zorgen voor de afweer tegen bacteriën en virussen. Deze cellen heten leukocyten (‘leukos’: Grieks voor wit), en omdat bloedkanker voor het eerst in witte bloedcellen werd ontdekt, heet leukemie zo.
Er bestaan twee hoofdtypen leukemie: AML (acute myeloïde leukemie) en ALL (acute lymfatische leukemie). AML is zeldzaam bij kinderen, maar treft naar schatting jaarlijks één of twee patiënten per 100.000 volwassenen (meestal oudere). ALL is de meest voorkomende vorm van kanker bij kinderen; ongeveer 120 nieuwe gevallen per jaar in Nederland. Dit type komt het meest voor bij kinderen tot een jaar of veertien. Ongeveer tachtig procent van de kinderen met leukemie heeft lymfatische leukemie. Vooral jonge kinderen van twee, drie jaar oud worden door de ziekte getroffen.
Leukemie is niet besmettelijk en ook niet erfelijk (afgezien van enkele zeldzame typen). En een link met drinkende en rokende ouders, op gifgrond wonen en wat dies meer zij, is (nog) niet wetenschappelijk gelegd. Het zit ‘m in chromosoomafwijkingen in bloedkankercellen – dus niet in gezonde cellen. Maar hoe en waarom die afwijkingen ontstaan, is nog onbekend. Leukemie krijgen is dus – vooralsnog – een kwestie van botte pech.